In een Portugees tv-programma wordt een bekende Portugese politicus gelinkt aan een groot pedofilieschandaal. De politicus zou gearresteerd en verhoord zijn door de politie. Dat blijkt echter niet te kloppen: hij heeft niets te maken met het schandaal. De politicus sleept daarop SIC, de omroep achter het programma, voor de rechter. Na verschillende procedures veroordeelt de Portugese Hoge Raad SIC in 2012 tot het betalen van 145.000 euro aan schadevergoeding. Daarop stapt SIC naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), dat maar liefst negen jaar later oordeelt dat de hoogte van deze schadevergoeding in strijd is met artikel 10 EVRM.
Overwegingen EHRM
In de overwegingen van het arrest stelt het Hof vast dat er hier zonder meer sprake is van nieuwsberichten over een onderwerp dat in de publieke belangstelling staat. Er is verder geen twijfel over mogelijk dat de politicus een publiek figuur is. Gezien die omstandigheden bestaat er dus in principe veel ruimte om over hem te berichten.
Echter, zoals SIC zelf ook heeft toegegeven is de informatie die zij over de politicus heeft verspreid onjuist. Hij was niet betrokken bij het pedofilieschandaal en is niet gearresteerd of verhoord als verdachte. Het EHRM accepteert dan ook zonder meer dat er hier sprake is van een aantasting van het recht op eer en goede naam. Een sanctie is in die omstandigheden gerechtvaardigd.
Tegelijkertijd nuanceert het EHRM de ernst van de inbreuk op het recht op eer en goede naam van de politicus. SIC heeft haar fout geaccepteerd en enkele uren na uitzending van het programma gerectificeerd. De politicus in kwestie is, nadat hij korte tijd door de kwestie terug was getreden uit zijn functie, weer teruggekeerd in de politiek en heeft sindsdien zijn carrière ongehinderd kunnen voortzetten, onder meer als lid van het Portugese parlement.
Dat roept de vraag op of de opgelegde sanctie – het betalen van een schadevergoeding van 145.000 euro – wel proportioneel is.
Is de schadevergoeding proportioneel?
Het EHRM oordeelt dat daar geen sprake van is: de schadevergoeding is te hoog en daarmee in strijd met artikel 10 EVRM. Het EHRM stelt vast dat er weliswaar sprake is van enige schade aan het recht op eer en goede naam, maar “finds it difficult to accept that the injury to R.R’s reputation in the present case was of such a level of seriousness as to justify an award of that size.”
Daarbij weegt het EHRM mee dat de hoogte van schadevergoeding in deze zaak hoger is dan in andere uitingszaken bij de Portugese rechter (de zaken die daarna bij het EHRM zijn beoordeeld). Bovendien stelt het EHRM vast dat in bredere zin toewijzing van een hoge schadevergoeding in uitingszaken een groot chilling effect kan hebben:
“Such an amount of compensation is also capable of discouraging the participation of the press in debates over matters of legitimate public concern and has a chilling effect on the freedom of expression and of the press.”
De boodschap van het EHRM aan de nationale rechter is dus duidelijk. Bij toewijzing van schadevergoeding in uitingszaken moet de rechter blijven letten op artikel 10 EVRM. Een dergelijke schadevergoeding mag niet excessief zijn en moet in verhouding staan tot wat er in vergelijkbare zaken bij de nationale rechter is toegewezen.
Afbeelding: Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. (C) Outlandos [ym]