In de commentsecties bij nieuwsartikelen gaat het er soms stevig aan toe. Een bruisend publiek debat volgens sommigen, volgens anderen een broeinest voor onrechtmatige anonieme scheldpartijen. Het gebeurt dan ook regelmatig dat gegriefde partijen het platform waar de comments op staan verzoeken persoonsgegevens van een anonieme gebruiker te verstrekken, om die persoon te kunnen aanspreken. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft zich eind vorig jaar uitgesproken over de vraag welke belangen er daarbij in het spel kunnen zijn en hoe de rechter naar een dergelijk verzoek moet kijken.
Feiten
Twee Oostenrijkse politici van de rechtse FPK-partij lezen in maart 2012 verbolgen de comments onder een artikel over hen op de site van Der Standard (het artikel is hier nog terug te lezen). Er zijn verschillende kritische, en volgens hen onrechtmatige, comments geplaatst zoals (vertalingen uit het Duits):
“Corrupt politician-assholes forget, [but] we don’t ELECTION DAY IS PAYDAY!!!!!”
“[It was] to be expected that [they] would get carried away. [That would] not have happened if those parties had been banned for their ongoing Nazi revival.”
Over ‘H.K.’, een andere politicus van hun partij, wordt geschreven:
“If we did not perpetually misunderstand [the meaning of] freedom of expression and if undermining our constitution and destabilising our form of government were consequently to be made punishable – or at least, if [anti-mafia law] were for once to be applied to the extreme-right scene in Austria – then [H.K.] would be one of the greatest criminals in the Second Republic”
De politici en de FPK sommeren Der Standard hen gegevens van de betreffende gebruikers te verstrekken. Het gaat in dit geval om een naam, e-mailadres en eventueel een postadres van die gebruikers. Der Standard weigert deze gegevens te verstrekken. De politici en FPK eisen daarop in rechte de gegevens en Der Standard moet van de Oostenrijkse rechter de relevante gebruikersgegevens verstrekken. Daarop stapt Der Standard naar het EHRM en stelt dat deze veroordeling een schending is van haar persvrijheid (artikel 10 EVRM).
Is dit een inmenging in de persvrijheid?
Oostenrijk bepleit bij het EHRM dat het hier niet gaat om journalistieke activiteiten van Der Standard. Het gaat in deze zaak alleen maar – zo stelt zij – om de rol van Der Standard als internet-tussenpersoon (hosting provider) die een platform aanbiedt waarop derden content kunnen plaatsen. Het gaat dus niet om de persvrijheid, waarmee artikel 10 EVRM niet van toepassing zou zijn (aldus Oostenrijk).
Het EHRM gaat hier niet in mee en oordeelt dat het bevel gegevens te verstrekken een inmenging in de persvrijheid van Der Standard is. Het overweegt dat als een mediabedrijf (‘media company’) wordt gedwongen gegevens van anonieme gebruikers te verstrekken, dit een chilling effect zal hebben op de uitingsvrijheid van alle gebruikers die op haar fora berichten plaatsen. Dit heeft een indirect effect op de persvrijheid van het mediabedrijf in kwestie. In de woorden van het EHRM:
“In the light of the Declaration on freedom of communication on the Internet adopted by the Committee of Ministers of the Council of Europe […], which emphasises the principle of anonymity for Internet users in order to enhance the free expression of opinions, information and ideas […], the Court has no doubt that an obligation to disclose the data of authors of online comments could deter them from contributing to debate and therefore lead to a chilling effect among users posting in forums in general. This affects, indirectly, also the applicant company’s right as a media company to freedom of press. It invites users to comment on its articles in order to further discussion on its journalistic work”
Het publieke debat wordt gediend met een bepaalde mate van anonimiteit op het internet, zo oordeelt het EHRM. Daaruit volgt dat in een geval als hier zorgvuldig moet worden omgegaan met het verstrekken van identificerende gegevens over gebruikers door mediabedrijven. Daar zal doorgaans een gerechtelijk bevel voor nodig zijn:
“The release of such information would usually require an injunction by the investigative or judicial authorities and would be subject to restrictive conditions. It may nevertheless be required in some cases in order to identify and prosecute perpetrators.”
Er is al met al sprake van een inmenging, namelijk “the lifting of anonymity and the effects thereof”. De vraag is of deze inmenging de eisen die artikel 10 lid 2 EVRM daaraan stelt kan doorstaan.
Is de inmenging gerechtvaardigd?
Het EHRM stelt vast dat het hier gaat om een andere situatie dan in het eerdere Delfi-arrest. Daar ging het om de aansprakelijkheid van een mediabedrijf voor door derden geplaatste comments. Hier gaat het echter om de vraag of een mediabedrijf persoonsgegevens over haar gebruikers moet geven aan derden. Bovendien stelt het EHRM vast dat het in deze zaak niet gaat om ‘hate speech’: het EHRM acht de hierboven geciteerde uitingen daar onvoldoende ernstig voor.
Het EHRM weegt mee dat de uitingen gedaan zijn in het kader van een publiek debat van ‘legitimate public interest’ en gaan over het professionele handelen van politici (als publieke figuren). De ruimte om in te grijpen in de door artikel 10 EVRM beschermde rechten is daarmee bij voorbaat beperkt.
De nationale rechter moet dan van het EHRM een afweging maken tussen de belangen van verschillende partijen. Het belang van de uitingsvrijheid en een vrij publiek debat, het belang van gebruikers om zich anoniem te kunnen uiten en het belang van een mogelijke slachtoffer van een onrechtmatige uiting om zich tot de rechter te kunnen wenden. Het EHRM ziet deze belangenafweging primair als één die de nationale rechter (en dus mogelijk niet het platform dat de gegevens heeft) moet maken:
“In the Court’s view this means that the domestic courts will have to examine the alleged claim and weigh – in accordance with their positive obligations under Articles 8 and 10 of the Convention – the conflicting interests at stake, before deciding whether the data relating to the author’s identity are to be disclosed. In the instant case, those conflicting interests do not only comprise the plaintiffs’ right to protect their reputation and the applicant company’s right to freedom of press, but also its role in protecting the personal data of the comment’s authors and the freedom to express their opinions publicly.”
Het EHRM oordeelt dat de Oostenrijkse Hoge Raad deze belangenafweging niet heeft gemaakt. Dat is temeer kwalijk (aldus nog steeds het EHRM) omdat het hier niet gaat om ‘clearly illegal’ uitingen en wél om ‘political speech’. Hoewel het niet altijd nodig is in dit soort zaken om een indringende belangenafweging te maken (soms is een prima facie afweging voldoende) moet er wel énige belangenafweging plaatsvinden. Daarmee is er sprake van een schending van de rechten van Der Standard onder artikel 10 EVRM.
De anonimiteit van de gebruikers op de site van Der Standard (en andere sites) is hiermee iets meer verzekerd – tenzij er sprake is van ‘clearly unlawful’ uitspraken. Wat daar precies onder valt, is een aparte discussie waard…
