• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst

Mediareport

Juridisch weblog voor de media

  • Home
  • Onderwerpen
    • Persrecht
    • Reclamerecht
    • Internetrecht
    • Mediaregulering
    • Entertainment
    • Intellectuele Eigendom
    • Auteursrecht
    • Kansspelen
    • Bestuursrecht
  • Informatie
    • Nieuwsbrief
  • Nederlands
    • English
Home » archief » Rechter: Artikel NRC over omstreden betalingen Tebodin en betrokkenheid ex-bestuursvoorzitter niet onrechtmatig

Rechter: Artikel NRC over omstreden betalingen Tebodin en betrokkenheid ex-bestuursvoorzitter niet onrechtmatig

11 augustus 2020 door Lotte Oranje

In juni 2018 publiceert NRC een artikel over het ingenieursbureau Tebodin. Het artikel beschrijft hoe Tebodin jaren achtereen in meerdere landen ambtenaren betaalde via derden, om opdrachten, vergunningen, licenties en certificaten te regelen voor klanten. Volgens het artikel heeft de toenmalige bestuursvoorzitter van Tebodin in de periode van 2013 tot 2015 twee omstreden betalingen goedgekeurd, in Abu Dhabi en India. De toenmalige bestuursvoorzitter is het niet eens met de manier waarop hij wordt neergezet in het artikel en claimt dat hij schade lijdt door het artikel. Hij start daarom een bodemprocedure waarin hij onder andere rectificatie, verwijdering van het artikel en schadevergoeding eist. Bij vonnis van 29 juli 2020 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan en alle eisen afgewezen.

Eiser heeft niet alleen NRC gedagvaard, maar ook de journalist die het artikel geschreven heeft. Dit acht de rechter onterecht. Er is geen reden aanwezig om persoonlijke aansprakelijkheid van de journalist aan te nemen. Daarbij geldt dat eventuele persoonlijke aansprakelijkheid voor journalisten “een mogelijk (‘chilling’) effect [zou] kunnen hebben op de journalistiek in het algemeen (…) waardoor de rol van de journalistiek in het maatschappelijk debat in een democratische rechtsstaat mogelijk wordt uitgehold.”

De rechter beoordeelt daarna de zaak tegen NRC en overweegt in dat kader dat er geen beroep gedaan kan worden door eiser op artikel 8 EVRM (recht op eerbiediging van privéleven). De rechter oordeelt: “In het artikel ontbreekt echter enige mededeling over het persoonlijke leven van [eiser] , zoals NRC ook heeft aangevoerd. De stelling van [eiser] dat sprake is van een indringende inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd verworpen”.

De rechter beoordeelt vervolgens of er voldoende steun in de feiten is voor de beschuldigingen. Dat is het geval: NRC had verschillende bronnen – onderzoeksrapporten naar de verdachte betalingen van Tebodin, e-mailcorrespondentie en verklaringen van medewerkers van Tebodin – die haar conclusies in het artikel onderschrijven. Mede hierdoor komt de rechter tot het oordeel dat:

“het artikel door NRC degelijk en voldoende wordt ondersteund door de voor haar bekende feiten. NRC heeft in het artikel over de conclusies van de onderzoekers een eigen waardeoordeel geuit over de praktijk binnen Tebodin en de rol van [eiser] in die organisatie en concreet bij twee (volgens KPMG India en S&S verdachte) betalingen. Dat is niet onrechtmatig omdat een dergelijke vrijheid toekomt aan NRC bij de uitoefening van haar journalistiek bedrijf. Dat [eiser] over de door KPMG India en S&S onderzochte feiten een andere mening heeft dan de onderzoekers, en dus ook NRC, speelt geen rol bij beoordeling van de vraag of NRC zich heeft gebaseerd op onafhankelijk opgesteld feitenmateriaal bij haar publicatie of de onrechtmatigheid van de publicatie.”

De ex-bestuursvoorzitter had ook aangevoerd dat er geen reden was om zijn naam te noemen in het artikel. De rechter acht dit echter gerechtvaardigd, en overweegt dat NRC een grote mate van vrijheid heeft in de wijze waarop het artikel wordt verwoord of wordt vormgegeven. Daarnaast is van belang “dat indien het artikel bijdraagt aan het publieke debat deze keuzevrijheid in nog mindere mate mag worden beperkt”. Het (mogelijk) betalen van steekpenningen door een Nederlandse dochter van een beursgenoteerd bedrijf is een misstand die het Nederlandse publiek kan interesseren, en kan volgens de rechter het publieke debat in Nederland dan ook dienen. Ook overweegt de rechter dat het noemen van de naam een specifieke functie diende: “Daarnaast heeft NRC haar artikel door het noemen van de naam van [eiser] , de door haar van KPMG India en S&S overgenomen conclusies concreet gemaakt zonder andere [functie] van lokale Tebodin organisaties, mogelijk ten onrechte, impliciet of expliciet te beschuldigen, zoals NRC terecht heeft betoogd.”

Verder acht de rechter de ex-bestuursvoorzitter een publiek figuur. Hij bekleedde bij Tebodin, een beursgenoteerd concern, een hoge functie. Dat maakt dat hij kan worden gezien als een persoon die een belangrijke of verantwoordelijke functie bekleedt (en dus een publiek figuur). Ook overweegt de rechter: “Bovendien is de persvrijheid niet beperkt tot publiceren over publieke figuren. Iedereen kan worden getroffen door een publicatie over hem/haar. Wel geldt voor publieke figuren dat zij meer te dulden hebben dan anderen bij een publicatie die hen betreft en de wijze waarop die publicatie is vormgegeven (in woord en beeld).”

Dan gaat de rechter in op de stelling van eiser dat er geen wederhoor is gepleegd. NRC heeft op verschillende manieren gevraagd om een reactie (via e-mail en LinkedIn) en dat acht de rechter voldoende. Daarnaast overweegt de rechter dat niet duidelijk zou zijn geweest wat wederhoor zou hebben toegevoegd: “Volgens NRC zou dit niet verder zijn gegaan dan wat in deze procedure door [eiser] is gesteld en dat zou volgens haar niet hebben geleid tot een andere publicatie. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, wordt dat betoog van NRC gevolgd. De stelling van [eiser] over het niet hebben kunnen geven van wederhoor, is op zich dan ook geen omstandigheid waaruit kan worden afgeleid dat de publicatie van het artikel door NRC onrechtmatig jegens hem is.”

Tot slot verwerpt de rechter de stelling dat de ex-bestuursvoorzitter als gevolg van de publicatie geen ander werk meer kan vinden en daar schade door lijdt: “De door [eiser] gestelde consequenties zijn ook het gevolg van de feiten uit de onderzoeksrapporten van KPMG en S&S en de door hen getrokken conclusies, die worden bevestigd door Bilfinger, de voormalige werkgever van [eiser] . Het artikel bericht hierover. Dat dergelijke berichtgeving consequenties heeft voor [eiser] kan NRC niet worden verweten, zeker niet als dit zou leiden tot een beperking van haar uitingsvrijheid – en die van de journalistiek in het algemeen“.

NRC werd in deze zaak bijgestaan door Christien Wildeman en Emiel Jurjens.

TwitterFacebookLinkedInWhatsAppMessengerEmail

Onderwerp: Persrecht Tags: chilling effect, Naamsvermelding, persoonlijke aansprakelijkheid journalist, publiek figuur, Tebodin, uitingsvrijheid, wederhoor

Primaire Sidebar

Zoek

Geschreven door

Lotte Oranje

Tel: +31 20 5506 630
E-mail: lotte.oranje@kvdl.com
Bekijk profiel

Lees alle artikelen van deze auteur

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Onderwerpen

  • Persrecht
  • Reclamerecht
  • Internetrecht
  • Mediaregulering
  • Entertainment
  • Intellectuele Eigendom
  • Auteursrecht
  • Kansspelen
  • Bestuursrecht

Footer

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Copyright © 2023 Media Report