• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst

Mediareport

Juridisch weblog voor de media

  • Home
  • Onderwerpen
    • Persrecht
    • Reclamerecht
    • Internetrecht
    • Mediaregulering
    • Entertainment
    • Intellectuele Eigendom
    • Auteursrecht
    • Kansspelen
    • Bestuursrecht
  • Informatie
    • Nieuwsbrief
  • Nederlands
    • English
Home » archief » Belang informatievrijheid gaat boven vergeetrecht: Limburgs ‘Google Spain’-verwijderingsverzoek afgewezen

Belang informatievrijheid gaat boven vergeetrecht: Limburgs ‘Google Spain’-verwijderingsverzoek afgewezen

4 mei 2018 door Emiel Jurjens

De Limburger publiceert in de periode 2006 tot en met 2012 verschillende artikelen over het faillissement van een slachthuis en de nasleep daarvan. Eén van de voormalige bestuurders van deze vennootschap richt in 2017 een verzoek aan Google om links naar deze artikelen uit Google te verwijderen.  Google weigert dit te doen en stelt zich op het standpunt dat haar belang bij het aanbieden van een “hoogwaardige, ongecensureerde zoekmachine“, samen met het belang van de informatievrijheid, prevaleert boven het belang van de oud-bestuurder. Deze neemt daar geen genoegen mee en probeert in kort geding alsnog verwijdering van de links uit de zoekresultaten te bewerkstelligen. De voorzieningenrechter gaat niet mee in zijn verhaal en wijst de vorderingen af.

De oud-bestuurder had gesteld dat de informatie in de artikelen achter de URL’s ‘irrelevant en onjuist’ zou zijn in de zin van het Google Spain-arrest. Hij zou door de vermelding van de artikelen in de zoekresultaten “dagdagelijks” worden herinnerd aan “onjuiste en onnodig grievende berichten over het verleden“. Hij betoogt dat belanghebbenden in het faillissement de benodigde informatie ook zouden kunnen vinden via faillissementen.rechtspraak.nl.

De voorzieningenrechter oordeelt echter:

“Met Google is de rechtbank van oordeel dat de informatie die in de overige URL’s staat opgenomen niet irrelevant is. De informatie is namelijk om meerdere redenen nog steeds actueel en relevant. Allereerst zijn de faillissementen zoals genoemd onder 2.3. nog niet afgewikkeld en loopt er bij het gerechtshof te ‘s- Hertogenbosch nog een procedure tegen [verzoeker] inzake bestuurdersaansprakelijkheid. Hier komt bij dat berichten over faillissementen waarbij fraude of wanbeleid mogelijk een rol hebben gespeeld onderwerp zijn van een maatschappelijk debat. Het publiek heeft er derhalve belang bij om (journalistieke) berichtgeving, uit verschillende bronnen en niet enkel en alleen via insolventies.rechtspraak.nl – een bij het brede publiek niet bekende en ook niet gemakkelijk te raadplegen bron (immers alleen als de naam van de vennootschap wordt ingetypt) – hieromtrent te kunnen vinden.”

De voorzieningenrechter oordeelt verder dat de bestuurder niet heeft kunnen aantonen dat de informatie in de artikelen onjuist is, noch dat deze onnodig grievend of kwetsend zou zijn. Daarbij tekent de voorzieningenrechter uitdrukkelijk aan dat ‘verwijderingsverzoeken’ niet gebruikt kunnen worden om onwelgevallige, maar niet onrechtmatige informatie aan het zicht van het publiek te onttrekken:

“De rechtbank overweegt dat indien [verzoeker] een uitdrukkelijke en inhoudelijke toetsing wenst van de informatie die op de desbetreffende webpagina’s is gepubliceerd, het hem vrijstaat om de verantwoordelijke uitgevers of redacteuren van deze pagina’s aan te spreken. In een dergelijke procedure kan het juridisch beoordelingskader voor onrechtmatige publicaties worden toegepast, waarin onder meer wordt gewogen in welke mate een bepaalde uiting steun vond in het beschikbare feitenmateriaal. Een verzoek op grond van artikel 36 jo. 46 Wbp is niet bedoeld om die procedure te omzeilen en kan evenmin worden aangewend om onwelgevallige, maar niet onrechtmatige artikelen via de omweg van een verwijderingsverzoek aan een zoekmachine-exploitant aan het zicht van het publiek te onttrekken.”

Ook een belangenafweging tussen de rechten van de oud-bestuurder enerzijds en die van Google en de internetgebruiker anderzijds (de informatievrijheid) leidt tot dezelfde conclusie. Daarbij weegt de voorzieningenrechter de volgende factoren mee:

– het gaat om publicaties van professionele media die een journalistieke rol vervullen in het maatschappelijke debat. Het moeilijker vindbaar maken van hun artikelen “kan worden gezien als een inperking van de vrijheid van meningsuiting van de originele auteurs“;

– de URL’s zijn de enige zoekresultaten die verwijderen naar de gebeurtenissen rondom het faillissement, en het verwijderen daarvan zou de mogelijke misstanden voor het brede publiek niet of veel moeilijker vindbaar maken;

– de informatie in de artikelen gaat alleen over het professionele handelen van de oud-bestuurder, en niet over zijn privéleven. Daar komt bij dat zijn naam onderdeel is van de bedrijfsnaam van het gefailleerde bedrijf, en dat het faillissement regionaal een grote impact heeft gehad. Het publiek heeft daarom belang bij toegang tot informatie over het faillissement.

Zoals al eerder bleek is de Nederlandse rechter dus met regelmaat (gelukkig) scherp op het belang van de informatievrijheid bij het beoordelen van verwijderingsverzoeken.

TwitterFacebookLinkedInWhatsAppMessengerEmail

Onderwerp: Internetrecht, Persrecht Tags: Artikel 10 EVRM, Google, right to be forgotten, vergeetrecht, vrijheid van informatie

Primaire Sidebar

Zoek

Geschreven door

Emiel Jurjens

Tel: +31 20 5506 677
E-mail: emiel.jurjens@kvdl.com
Bekijk profiel

Lees alle artikelen van deze auteur

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Onderwerpen

  • Persrecht
  • Reclamerecht
  • Internetrecht
  • Mediaregulering
  • Entertainment
  • Intellectuele Eigendom
  • Auteursrecht
  • Kansspelen
  • Bestuursrecht

Footer

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Copyright © 2023 Media Report