Giuseppe “Vieze Peter” La Serpe is de kroongetuige (en verdachte) in het Passageproces. In dit proces worden de verdachten van een aantal liquidaties in de Amsterdamse onderwereld berecht, en de verklaringen van La Serpe zullen hierbij een belangrijke rol gaan spelen. Omdat hij naar aanleiding van deze verklaringen voor zijn leven vreest wordt hij uit het publieke oog gehouden en beschermd door justitie. Misdaadwebsite Camilleri linkte in een bericht over La Serpe naar een foto van hem waar geen zwart balkje over zijn ogen was geplaatst en een geluidsfragment waar zijn stem op te horen was. La Serpe stapte hierop naar de rechter. Deze deed recent uitspraak en stelde eerst vast dat inmiddels het gewraakte geluidsfragment en de ongebalkte foto van de site waren verwijderd. Het gedeelte van de vordering van La Serpe dat strekte tot verwijdering van het fragment en de foto werd dan ook afgewezen. Hij had echter ook gevorderd dat Camilleri zich in de toekomst zou moeten onthouden van het plaatsen van ongebalkte foto’s van La Serpe.
Dit betekende dat de rechter zoals altijd een afweging moest maken tussen de vrijheid van meningsuiting en het recht op privacy. In het kader van deze afweging wijdde de rechter een interessante overweging aan de bijzondere status van La Serpe als kroongetuige:
Dit betekent immers dat niet kan worden uitgesloten dat door het plaatsen van ongebalkte foto’s op de website van gedaagde de veiligheid van eiser ernstig in gevaar wordt gebracht. (r.o. 3.7)
Want, zo stelde de rechter, het was de vijanden van La Serpe waarschijnlijk welbekend hoe hij er uit zag, maar “dit geldt niet voor al zijn potentiële vijanden”. Dit betekent dat het belang van La Serpe bestond uit zowel het recht op respect voor zijn persoonlijke levenssfeer als (volgens La Serpe) het recht op leven (!) dat in art. 2 EVRM is verankerd. Camilleri had aangevoerd dat het publieke belang was gelegen in het voeren van een eerlijk strafproces en dat dankzij haar publicatie van de ongebalkte foto zich al één nieuwe getuige had aangemeld in het Passageproces. De rechter achtte deze belangen minder zwaarwegend dan het belang van La Serpe bij geheimhouding van zijn uiterlijk en wees de vordering toe. Hierbij maakte het ook niet uit dat de bewuste ongebalkte foto relatief eenvoudig te traceren is op het internet.
Het verweer dat publicatie van een portret gevaar zou opleveren werd ook gevoerd door Willem Endstra in zijn zaak tegen Quote (Vz. Rechtbank Amsterdam 21 november 2002, Mediaforum 2003-I). Quote had zijn portret gepubliceerd in de Quote 500 (Endstra stond op 36) en het gevaar voor zijn veiligheid was één van de elementen op grond waarvan de rechter besloot de publicatie van dit portret te verbieden en zelfs Quote tot een ‘recall’ verplichtte, een vordering die bijna nooit wordt toegewezen. De dag erna werd echter de beruchte foto van Endstra en Holleeder op een bankje gepubliceerd, en werd de uitspraak van de rechter weer teruggedraaid. De publicatie van de foto van Endstra en Holleeder had grote nieuwswaarde, omdat er kon worden aangetoond dat de twee elkaar kenden.
