
Op 17 november 2016 publiceert NRC een artikel van de hand van redacteur Joep Dohmen, onder de kop “Podologenclub in handen van de Noorse broeders”. Het beschrijft de banden tussen de Stichting LOOP, een beroepsorganisatie voor podologen, en een christelijke geloofsgemeenschap, die ook wel bekend staat als de Noorse broeders (CGN).
LOOP vordert een uitgebreide rectificatie, een verbod voor NRC om in de toekomst soortgelijke beschuldigingen te publiceren, verwijdering van het online artikel en een gebod aan NRC om Google te verzoeken het artikel onvindbaar te maken. LOOP stelt dat er geen enkele feitelijke onderbouwing bestaat voor de beschuldigingen in het artikel.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel is het daar niet mee eens. In een uitgebreid vonnis legt de rechter uit dat de beschuldigingen wel degelijk feitelijk worden onderbouwd en wijst hij alle vorderingen van LOOP af.
De rechter begint zijn vonnis met een algemene overweging over het belang van de persvrijheid en onderzoeksjournalistiek: “onderzoeksjournalistiek, zoals de onderhavige, [leidt] niet zelden tot indringende publicaties, getoonzet in soms opgeklopte en wellicht overdreven bewoordingen met de bedoeling om de conclusies die de onderzoeksjournalist trekt te benadrukken en enigszins uit te vergroten. Voor zover de grenzen van het toelaatbare daarbij niet worden overschreden en het lijdend voorwerp van de publicatie voldoende gelegenheid krijgt om weerwoord te geven, voorziet dit soort journalistiek in een maatschappelijke taak en behoefte die niet snel tot onrechtmatigheid zal leiden. Dat de publicatie voor de aangesprokene onaangenaam of zelfs schadelijk kan zijn, is een consequentie die voortvloeit uit de grote ruimte die in een democratische en vrije samenleving als de onze aan de vrijheid van meningsuiting via de pers toekomt.”
De rechter stelt voorop dat de (voormalig) bestuurders van LOOP en AvP (vooraanstaande) leden van CGN zijn. Dat deze geloofsovertuiging geen enkele rol speelt binnen LOOP, zoals LOOP betoogde, volgt de voorzieningenrechter gezien het beschikbare feitenmateriaal niet.
Daarna gaat de rechter in op de geldstromen. Hierbij gaat het om de volgende passage uit het artikel: “Vanuit stichting en academie lopen geldstromen naar de kerk. Ze schakelen het kerkelijke uitzendbureau DWN Service in, waarvoor de discipelen en hun kinderen in groten getale gratis werken. Ze komen schoonmaken, beheren de website en houden toezicht bij examens van de podologen. De opbrengst is voor de kerk. En op de loonlijst van de academie stond de perswoordvoerster van de kerk.” LOOP heeft gesteld dat hiermee ten onrechte wordt gesuggereerd dat LOOP geld zou wegsluizen naar CGN. De rechter stelt voorop dat er in het artikel niet wordt gesproken van wegsluizen van gelden. Verder is niet in het geschil dat DWN Service diensten aan LOOP heeft geleverd. Ook voor de aangehaalde passage over de perswoordvoerster is voldoende bewijs: “Uit het beschikbare feitenmateriaal (productie 22 en 23 van NRC) kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden afgeleid dat [E] door [eiser 4] in dienst is genomen om werkzaamheden te doen voor KIGZ en Softcare en tijdens deze (betaalde) werkzaamheden, werkzaamheden voor CGN zou verrichten. [C] schrijft hierover in zijn mail d.d. 22 juni 2014: “e.e.a. is zo geregeld dat [eiser 4] als het ware wat betaalde uren schenkt waarin [E] bovenstaande dingen kan doen”. Daarnaast blijkt uit het beschikbare feitenmateriaal (productie 23 en 35 van NRC) dat AvP in 2015 facturen aan CGN heeft gestuurd met omschrijving “ huur werk- en vergaderruimte’ ter compensatie van de uren die [E] maakte voor CGN.”
De voorzieningenrechter concludeert dat het erop lijkt dat er geldstromen, los van de vraag of deze al dan niet legitiem zijn, bestaan tussen enerzijds LOOP en anderzijds CGN, al dan niet via DWN Service. Ook hier vindt het artikel voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal.
Verder stelt LOOP nog dat het artikel ten onrechte insinueert dat een bestuurder van LOOP samen met zijn broer hoofdverdachte is in een strafrechtelijk onderzoek naar oplichting bij Rendo. Ook deze stelling wordt verworpen: “Er staat enkel dat justitie hen als verdachten heeft aangemerkt en deze uitlating vindt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal.”
Ook de bewering dat een bestuurder van LOOP een bepaald systeem, SoftCare, voor declaraties bij zorgverzekeraars zou willen opleggen aan bij LOOP aangesloten podologen en dat die betreffende bestuurder en CGN hieraan veel geld zouden verdienen vindt voldoende steun in het feitenmateriaal. Dit leidt tot de conclusie dat er inderdaad financiële banden bestaan tussen LOOP en CGN: “Gelet op het vorenstaande concludeert de voorzieningenrechter ook in dit geval dat het erop lijkt dat er financiële banden zouden gaan bestaan tussen enerzijds LOOP en anderzijds, al dan niet indirect via EBP, met CGN. De vraag of deze banden al dan niet heimelijk zijn, acht de voorzieningenrechter hierbij niet van belang, nu uit de bewoordingen van het artikel ook hier niet volgt dat deze heimelijk zouden zijn.”
De rechter concludeert dat het artikel voldoende steun vindt in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal. Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat de kop van het artikel tot op zekere hoogte weliswaar wat ongenuanceerd is, maar dat deze in samenhang met de inhoud van het artikel moet worden gelezen en een zekere mate van overdrijving inherent mag zijn aan de bewoordingen die in de kop worden gebruikt. Daarvan uitgaande acht de voorzieningenrechter de kop van het artikel niet te negatief of onnodig grievend.
Vervolgens benadrukt de rechter nog dat NRC aandacht heeft besteed aan een debat dat in de publieke belangstelling staat en dat LOOP en haar bestuurders kunnen worden aangemerkt als publieke figuren. Onder deze omstandigheden zijn de grenzen van toelaatbare kritiek bij LOOP ruimer. Daarnaast heeft NRC voldoende invulling gegeven aan het beginsel van hoor en wederhoor, door de bestuurders telefonisch in de gelegenheid te hebben gesteld op de beschuldigingen te reageren.
Alle vorderingen tegen NRC worden afgewezen.
NRC en Dohmen werden in deze zaak bijgestaan door Jens van den Brink en Emiel Jurjens.