In 2012 werd een ondernemer veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. Bij het intypen van zijn naam op Google komen verschillende links naar voren en de man wil dat Google vier van deze URL’s verwijdert. De man meldt zich eerst bij Google met het verzoek om de links te verwijderen, maar Google weigert dit. Hij stapt vervolgens naar de rechtbank Overijssel en beroept zich op het vergeetrecht uit het Google Spain arrest. Google voert om te beginnen aan dat het verzoek zou moeten worden beperkt tot de zoekresultaten in de Nederlandse versie van Google Search omdat Nederlandse gebruikers standaard worden doorgeleid naar de Nederlandse variant. De rechtbank wijst dit argument van de hand omdat Nederlandse internetgebruikers ook buitenlandse versies van Google Search kunnen gebruiken, bijvoorbeeld door het wijzigen van instellingen.
De man vindt dat het tonen van de links in Google Search, die gevonden worden bij het intypen van enkel zijn naam, onrechtmatig is omdat het gaat om strafrechtelijke persoonsgegevens. Zulke gegevens mogen niet verwerkt worden op grond van artikel 16 Wet bescherming persoonsgegevens (hierna “Wbp”). Google betwist dat zij bijzondere persoonsgegevens verwerken. Zij voeren aan dat ze slechts linken naar pagina’s waarop mogelijk zulke persoonsgegevens staan, maar dat zij deze zelf dus niet verwerken.
Dat Google door te linken geen persoonsgegevens verwerkt, wijst de rechtbank af op grond van het Google Spain arrest, waarin het Hof uitgebreid motiveerde waarom er wel sprake is van verwerking van persoonsgegevens door de zoekmachine. Vervolgens bekijkt de rechtbank per URL of er sprake is van door Google onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens.
URL 1
Bij URL 1 is dat volgens de rechtbank het geval: “De bronpagina bevat immers naast de volledige naam van [verzoeker] en een verwijzing naar zijn voormalige bedrijf, een kop waaruit, mede gelet op de context van de Facebookpagina (Community), kan worden afgeleid dat [verzoeker] zich (mogelijk) schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, en de eis van de openbaar aanklager. Op basis daarvan oordeelt de rechtbank dat er ten aanzien van [verzoeker] sprake is van verwerking van gegevens waarvan in voldoende mate kan worden aangenomen dat sprake is van een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld ter zake strafbaar handelen.” Omdat de rechtbank meent dat er sprake is van strafrechtelijke persoonsgegevens zal Google URL 1 moeten verwijderen uit de zoekresultaten.
URL 2-4
Voor URL 3 en 4 beroept Google zich op het feit dat deze links weergegeven worden als afbeeldingen, zogenoemde “thumbnails”, waardoor geen sprake zou zijn van persoonsgegevens. De ondernemer stelt daar tegenover dat alleen zijn portret al een bijzonder persoonsgegeven is. De rechtbank is het met de man eens: “Aangezien van een foto of afbeelding het ras van een betrokkene kan worden afgeleid is een foto, afbeelding of een video waarin iemand met zijn gezicht in beeld verschijnt, een bijzonder persoonsgegeven in de zin van artikel 16 Wbp”.
URL 3 en 4 vallen volgens de rechtbank dus net zoals URL 1 in principe onder het verbod op verwerking van bijzondere persoonsgegevens. Hetzelfde geldt voor URL 2 (overigens zonder nadere toelichting).
Echter, Google komt wat betreft URL 2-4 wel een beroep op een uitzonderingsgrond toe. Als de (bijzondere) persoonsgegevens namelijk door de betrokkene zelf duidelijk openbaar gemaakt zijn is verwerking toch mogelijk (artikel 23 lid 1 sub b Wbp). Aangezien het voor deze drie links gaat om gegevens die de ondernemer voor zakelijke- en reclameactiviteiten van zijn voormalig bedrijf had gebruikt, vindt de rechtbank dat de wil van de man om de gegevens openbaar te maken duidelijk is. Google hoeft URL 2-4 daarom niet te verwijderen.
Geen nadere belangenafweging
Dit vonnis is een vrij absolute toepassing van het verbod bijzondere persoonsgegevens te verwerken (zoals ook al een keer eerder gebeurde) en staat op gespannen voet met de vrijheid van meningsuiting. De vraagt dringt zich immers op of dan iedere berichtgeving over veroordeelden een verboden verwerking van bijzondere persoonsgegevens is? De rechtbank Overijssel lijkt zich enigszins blind te staren op de Wbp en laat na in zijn motivering de noodzakelijke belangenafweging uit te voeren. Dit is opmerkelijk omdat het Hof van Justitie EU in Google Spain daar nog wel op wijst en de rechtbank dit in de introductie van het vonnis nota bene ook benoemt. Dat de toepassing van de vrijheid van meningsuiting (informatievrijheid) een expliciete belangenafweging vergt kan ook worden afgeleid uit het GS Media arrest. Ten slotte is de vraag hoe dit vonnis zich verhoudt tot andere genuanceerdere right to be forgotten zaken omtrent veroordeelden, zoals het ‘huurmoord’ arrest van het Hof Amsterdam.