Een agent van de politie Noord-Holland wordt door een vrouw beschuldigd van onder meer marteling en verkrachting. De vrouw publiceert een groot aantal weinig vleiende teksten op verschillende websites waarin zij deze beschuldigingen uiteenzet. Dit levert haar een veroordeling op voor smaad en smaadschrift; de beschuldigingen blijven echter online staan. De agent start samen met de politie Noord-Holland een kort geding waarin onder meer verwijdering van de teksten op straffe van lijfsdwang wordt geëist. De voorzieningenrechter oordeelt dat de uitingen onrechtmatig zijn en gebiedt de vrouw haar uitingen te verwijderen van internet en het doen van onrechtmatige uitingen te staken en gestaakt te houden. Echter, de gevorderde lijfsdwang wordt afgewezen nu de voorzieningenrechter van oordeel is dat het geen effectief middel zal zijn om de vrouw tot naleving van het vonnis te prikkelen.
De agent en de politie gaan tegen dit oordeel in hoger beroep. Het Hof vernietigt het oordeel van de voorzieningenrechter op dit punt en wijst de gevorderde lijfsdwang toe, waarover het Hof overweegt:
“Als onweersproken staat vast dat [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan hetgeen waartoe zij bij voormeld vonnis was veroordeeld. De bedoelde, op het internet openbaar gemaakte uitlatingen kunnen niet anders worden beschouwd dan als een aaneenrijging van ernstige verdachtmakingen en beschuldigingen, diskwalificaties en (anderszins) kwetsende opmerkingen, alle met de kennelijke strekking om de Politie en vooral [appellant sub 2] in diskrediet te brengen. De uitlatingen zijn onrechtmatig en gaan hetgeen rechtens is geoorloofd verre te buiten. De telkenmale herhaling van de bedoelde uitlatingen laten geen ander oordeel toe dan dat [geïntimeerde] zich niets gelegen laat liggen aan strafrechtelijke veroordelingen, de uitkomst van een onderzoek door de Nationale ombudsman, noch het verbod en de bevelen door de voorzieningenrechter opgelegd.” (r.o. 3.6.3)
Het Hof wijst dus lijfsdwang toe en oordeelt dat per overtreding van de al in eerste aanleg opgelegde geboden en verboden de vrouw een week in hechtenis genomen kan worden.
Een andere interessante overweging in het arrest ziet op het belang van de politie als procespartij. De vrouw had betoogd dat de politie geen (reputatie)schade zou lijden en dat haar daarmee als partij geen zelfstandig belang bij de vorderingen toekwam. Het Hof oordeelt echter anders:
“De gewraakte uitlatingen hebben betrekking op het handelen van [appellant sub 2] in de uitoefening van zijn functie en stralen in zoverre direct uit op de Politie. Ook wordt de Politie als organisatie zelf in een kwaad daglicht gezet wanneer bijvoorbeeld wordt gesuggereerd dat [geïntimeerde] na haar arrestatie geen eten en drinken kreeg, uit de wc-pot heeft moeten drinken en kennelijk door meer dan een politieambtenaar is geschopt, gestompt en geslagen. Ook heeft de Politie onvoldoende weersproken naar voren gebracht dat de inzet van [appellant sub 2] wordt bemoeilijkt indien zich (weer) een incident met [geïntimeerde] voordoet, welke incidenten, gelet op het hiervoor onder 2.5 weergegeven eerdere oordeel van het hof, zich bij herhaling hebben voorgedaan.” (r.o. 3.5.6)