Drie zwervers staan in de hal van een winkelcentrum. De politie stapt erop af en verzoekt de zwervers weg te gaan. Een van de zwervers pakt een geopend blikje bier en probeert het mee te nemen. Een politieagent pakt het blikje bier af, vertelt de zwerver dat hij het niet mee mag nemen en gooit het blikje direct in de prullenbak. De politieagenten lopen weg en de zwerver roept een van de politieagenten na: “Jij bent een mierenneuker”.
Tot aan de Hoge Raad is geprocedeerd over de strafbaarheid van deze uitlating.
Belediging
Voor een strafbare belediging is vereist dat het gaat om een opzettelijke belediging. De belediging kan op verschillende manieren zijn gedaan. Zo kan er mondeling en schriftelijke beledigd worden maar ook een feitelijke handeling kan voldoende zijn voor belediging, zoals bijvoorbeeld het opsteken van een middelvinger. Een belediging is pas een strafbare belediging wanneer deze de strekking heeft de ander aan te randen in zijn eer en goede naam.
Hoge Raad
“Mierenneuken” betekent volgens de Van Dale “muggenziften” of “pietlut”, en is dus op zichzelf geen scheldwoord. De Hoge Raad overweegt dat een uitlating die in het algemeen niet beledigend is dat wel kan worden door de context waarin de uitlating is gedaan. Niet de woorden zijn dan kwetsend maar de omstandigheden vormen de kwetsende factor.
Een relevante omstandigheid kan bijvoorbeeld zijn of de uitlating is gedaan in een samenstel van uitlatingen. Ook is een uitlating sneller een strafbare belediging wanneer er veel omstanders zijn of wanneer er drank in het spel is.
In dit geval had het Hof niet voldoende gemotiveerd wat de precieze context was en hoe die tot het oordeel had geleid dat “mierenneuker” inderdaad beledigend was. De Hoge Raad vernietigt daarom de uitspraak en verwijst de zaak terug naar het Hof Arnhem. Het Hof moet zich nog een keer buigen over de omstandigheden waaronder de agent door de zwerver voor “mierenneuker” werd uitgemaakt.
De uitlating “mierenneuker” had al eens eerder de revue gepasseerd. In 2005 maakte een automobilist een parkeerwachter uit voor mierenneuker. Ook hier oordeelde de rechter dat iemand uitmaken voor “mierenneuker” niet per se strafbaar is. Wel onfatsoenlijk. Van belang achtte de rechter dat het niet ging om schelden en plein public maar om een onderlinge woordenwisseling.
Gecompliceerder lag het in de serie ACAB uitspraken. ACAB is immers geen bestaand woord. De initialen zouden “All Cops Are Bastards” betekenen. Deze initialen worden op kleding gedrukt of door sommigen zelfs op hun lichaam getatoeëerd. Door de rechtbank werd geoordeeld dat het dragen van een bomberjack met deze initialen inderdaad beledigend was. Dit werd later terug gedraaid omdat er volgens het Hof onder andere geen sprake was van een bestaand woord. In de meest recente ACAB zaak vond de rechter ACAB toch een strafbare belediging. Het verweer van de verdachte dat zijn ACAB tatoeage helemaal geen belediging van de politie was maar “Acht Cola Acht Bier” betekende kon hem niet baten.
Incasseringsvermogen
De politie hoeft overigens niet over een dikkere huid te beschikken dan een burger. Dit blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad over een studente die de politie uitschold voor “sukkels”, “losers”, “klootzakken” en “kankerlijers”. Het Hof meende dat een agent over een zeker incasseringsvermogen dient te beschikken en dat geen sprake was van een strafbare belediging. Hier maakte de Hoge Raad korte metten mee. Er is volgens de Hoge Raad geen wettelijke steun om tot het oordeel te komen dat een agent over een dikkere huid moet beschikken dan een gewone burger. Scheldwoorden zijn net zo goed beledigend voor agenten.
Dit oordeel van de Hoge Raad lijkt ook meer in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever. Immers, als een strafbare belediging wordt geuit tegenover een “ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening”, is dat een strafverzwarende omstandigheid. Op het beledigen van een politieagent staat dus een hogere straf dan op het beledigen van een burger. Om dan vervolgens te oordelen dat een agent tegen een stootje moet kunnen, lijkt daarmee inderdaad in tegenspraak. De uitingsvrijheid tegenover agenten strekt dus in principe niet verder dan die tegenover burgers.