• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst

Mediareport

Juridisch weblog voor de media

  • Home
  • Onderwerpen
    • Persrecht
    • Reclamerecht
    • Internetrecht
    • Mediaregulering
    • Entertainment
    • Intellectuele Eigendom
    • Auteursrecht
    • Kansspelen
    • Bestuursrecht
  • Informatie
    • Nieuwsbrief
  • Nederlands
    • English
Home » archief » Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Karako arrest): art 8 EVRM omvat geen ‘recht op reputatie’

Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Karako arrest): art 8 EVRM omvat geen ‘recht op reputatie’

8 juni 2009 door Reindert van der Zaal

echr1Karakó was in 2002 kandidaat voor de Hongaarse parlementsverkiezingen. Tijdens de verkiezingen werd door een politieke tegenstander in het kiesgebied van Karakó een flyer verspreid. Op deze flyer stond dat Karakó in het verleden regelmatig in strijd met de belangen van zijn eigen kiesgebied had gestemd. In reactie daarop diende Karakó in mei 2002 een strafklacht in tegen zijn politieke concurrent wegens het schaden van zijn reputatie. Het hierop volgende onderzoek werd in 2004 afgebroken omdat het verspreiden van de flyer volgens de openbaar aanklager door de staat niet vervolgbaar was. Ook een andere procedure in Hongarije leverde geen resultaat op.

Karakó klaagde vervolgens de Hongaarse staat aan bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Volgens Karakó had de Hongaarse staat in strijd gehandeld met artikel 8 EVRM, door zijn recht op reputatie niet te beschermen. Het EHRM heeft op 28 april 2009 uitspraak gedaan.

EHRM: art. 8 EVRM bevat geen recht op reputatie

Het Hof leidt uit de klacht van Karakó af dat Karakó meent dat het recht op reputatie een zelfstandig recht is dat door artikel 8 EVRM wordt beschermd. Volgens het Hof strekt het recht op bescherming van privéleven in artikel 8 EVRM zich echter in beginsel niet uit tot reputaties. Artikel 8 beschermt de ‘persoonlijke identiteit’ en de ‘persoonlijke integriteit’ (bijvoorbeeld de eigendunk van een persoon). Deze begrippen strekken zich volgens het Hof slechts uit tot reputatie, als de aanval op de reputatie een zodanig ernstige inbreuk op het privéleven oplevert, dat de persoonlijke integriteit wordt aangetast.

EHRM: art. 10 EVRM is het uitgangspunt in zaak over uitingsvrijheid

Verder overweegt het Hof dat bij een geschil over een uiting, ook als de persoonlijke levenssfeer in het geding is, deze in het kader van artikel 10 EVRM moet worden beoordeeld. Want, zo zegt het hof, artikel 10 EVRM is speciaal geschreven “to provide guidance concerning freedom of speech“. De bescherming van de goede naam of de rechten van anderen wordt gewaarborgd door lid 2 van dit artikel.

Het hof concludeert dat de klacht van Karakó dat zijn reputatie als politicus in de ogen van de kiezers is aangetast, geen verdedigbare claim oplevert op grond van artikel 8 EVRM. Het Hof oordeelt daarom dat er geen sprake is van schending van artikel 8 EVRM, en wijst daarmee de klacht van Karakó af.

Conclusie: baanbrekend arrest

In de literatuur en rechtspraak bestond lange tijd discussie hoe het recht op vrijheid van meningsuiting in artikel 10 EVRM enerzijds en het recht op privacy in artikel 8 EVRM anderzijds zich tot elkaar verhouden en hoe deze belangen zouden moeten worden afgewogen. Beide artikelen bepalen dat een inbreuk op respectievelijk het recht op privacy (art. 8) en de uitingsvrijheid (art. 10) kort gezegd alleen is toegestaan als daartoe een noodzaak bestaat. Dit botst. Moet er in één keer of in twee fasen worden getoetst? Twee fasen houdt in: eerst kijken welk belang zwaarder weegt en dan nog eens beoordelen of aan de noodzakelijkheidstoets wordt voldaan van òf art. 8 EVRM òf art. 10 EVRM. Met het Van Gasteren/Hemelrijk-arrest van de Hoge Raad (18 januari 2008), die ook op Media Report is besproken, waarin deze vraag een hot issue was, werd gekozen voor de toets in één keer. Deze nog recente uitspraak van de Hoge Raad lijkt nu achterhaald te zijn door dit arrest, waarin het Hof op twee punten een fundamentele beslissing geeft.

Met haar oordeel dat de bescherming van artikel 8 EVRM zich in beginsel niet uitstrekt tot reputaties wijkt het hof af van eigen eerdere uitspraken (bijvoorbeeld Pfeifer v Oostenrijk uit 2008), waarin werd geoordeeld dat art. 8 wel een ‘recht op reputatie’ beschermt.

Maar misschien nog wel belangrijker is de vaststelling die in het arrest valt te lezen dat een geschil over een uiting altijd moet worden afgedaan op artikel 10 EVRM, ook als de privacy (en dus artikel 8 EVRM) van het vermeende slachtoffer in geding is. De vrijheid van meningsuiting is dus het uitgangspunt.

TwitterFacebookLinkedInWhatsAppMessengerEmail

Onderwerp: Persrecht Tags: EHRM, EVRM, Karako, recht op reputatie, vrijheid van meningsuiting

Primaire Sidebar

Zoek

Geschreven door

Reindert van der Zaal

Tel: +31 20 5506 651
E-mail: reindert.van.der.zaal@kvdl.com
Bekijk profiel

Lees alle artikelen van deze auteur

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Onderwerpen

  • Persrecht
  • Reclamerecht
  • Internetrecht
  • Mediaregulering
  • Entertainment
  • Intellectuele Eigendom
  • Auteursrecht
  • Kansspelen
  • Bestuursrecht

Footer

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Copyright © 2023 Media Report