Frank La Rue, de bijzonder VN-rapporteur voor de vrijheid van meningsuiting, rapporteerde een paar weken geleden aan de VN Mensenrechtenraad. Het onderwerp dat hij aansneed was – zeker in het licht van het gemeentelijk gekrakeel in South Tyneside en de ophef rondom Ryan Giggs – relevant: de vrijheid van meningsuiting en het recht op privacy op internet. In het (overigens zeer lezenswaardige) rapport stelt La Rue onder meer dat bedrijven een eigen verantwoordelijkheid hebben voor het beschermen van mensenrechten, onder
verwijzing naar het werk van John Ruggie.
La Rue vindt dat bedrijven een belangrijke rol spelen in het mogelijk maken van vrijheid van meningsuiting op het internet. Deze positie brengt, zo stelt hij, een verantwoordelijkheid met zich mee om mensenrechten te respecteren.
In het geval van internet zijn het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op privacy regelmatig in het geding, en La Rue geeft een checklist van punten waar bedrijven aan moeten voldoen (vrij vertaald, par. 47):
– Alleen deze rechten beperken naar aanleiding van een rechterlijke interventie;
– Informeer de gebruiker volledig over de maatregelen die genomen worden (transparantie);
– Waarschuw, zo mogelijk, de gebruiker voordat de beperkende maatregelen genomen worden;
– Beperk de reikwijdte van de maatregel strikt tot de content die in het geding is.
Ook moet er altijd een mogelijkheid bestaan om in beroep te gaan tegen een voorgenomen maatregel, hetzij bij het bedrijf in kwestie, hetzij bij de relevante juridische autoriteit.
In de bovengenoemde South Tyneside-zaak lijkt Twitter zich behoorlijk conform deze standaard te hebben gedragen. De gebruiker kreeg vantevoren een heldere waarschuwing dat er een rechterlijk bevel lag waarin inzage in zijn gegevens werd gevorderd, en kreeg de kans zich te verdedigen (die de gebruiker in dit geval niet aangreep). De enige vraag die niet kan worden beantwoord (omdat het bevel niet is gepubliceerd) is welke gegevens er precies overhandigd zijn, en wat daarvoor de grondslag was.