Recentelijk deed de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Bosch uitspraak in een zaak die een “in New York woonachtig” Nederlands topmodel tegen haar moeder en de partner van de moeder had aangespannen. De moeder van het topmodel zou onder andere meerdere malen hebben gedreigd “naar de Privé te stappen” als haar dochter “niet op haar tellen paste“. Een e-mail, met daarin de tekst “(…) en (ik) hoef ook geen rekening te houden met de publieke opinie (…)” zou deze dreigementen bevestigen. Het model vorderde onder meer dat de moeder en haar partner zich dienden te onthouden van onrechtmatige uitlatingen die haar in persoon of in professionele zin kunnen schaden.
De voorzieningenrechter stelde het topmodel in het gelijk en beval de moeder en haar partner zich te onthouden van onder meer onrechtmatige uitlatingen en publicaties over het persoonlijke leven van het topmodel. Daarbij legde de voorzieningenrechter aan de moeder en haar partner een dwangsom op van Eur. 10.000,– op voor iedere keer dat zij in strijd handelen met dit bevel.
De voorzieningenrechter legt hier vergaande censuur op aan de moeder en haar partner. Gelet op de tekst van het vonnis verbeuren de moeder en haar partner elke keer een forse dwangsom als ze publiceren over het persoonlijk leven van het model. Deze publicaties hoeven dus niet eens onrechtmatig te zijn. Een dwangsom is al verbeurd als de publicatie nodeloos grievend is (en dat betekent niet per definitie onrechtmatig) en zelfs het enkele feit dat ze gaan over het persoonlijk leven van het model zou voldoende zijn voor het verbeuren van een dwangsom. Ik denk dan ook dat de voorzieningenrechter hier een veel te vergaande beperking van de vrijheid van meningsuiting heeft opgelegd. Dit zou in hoger beroep normaliter geen stand moeten houden. De vraag is natuurlijk of moeder (en dochter) dit niet alsnog buiten de rechter om kunnen oplossen.