• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst

Mediareport

Juridisch weblog voor de media

  • Home
  • Onderwerpen
    • Persrecht
    • Reclamerecht
    • Internetrecht
    • Mediaregulering
    • Entertainment
    • Intellectuele Eigendom
    • Auteursrecht
    • Kansspelen
    • Bestuursrecht
  • Informatie
    • Nieuwsbrief
  • Nederlands
    • English
Home » archief » Hof van Justitie over wanneer een website met videocontent onder de regulering voor audiovisuele mediadiensten valt

Hof van Justitie over wanneer een website met videocontent onder de regulering voor audiovisuele mediadiensten valt

4 november 2015 door Jens van den Brink

Wanneer val je als website met video-content onder de regels die onder de Richtlijn audiovisuele mediadiensten gelden voor audiovisuele mediadiensten? Over die vraag boog het Hof van Justitie van de EU zich in de zaak tussen het Oostenrijkse New Media Online GmbH tegen Oostenrijk. New Media Online exploiteert de internetkrant Tiroler Tageszeitung Online. Deze website, waarop voornamelijk persartikelen staan, bevatte een link naar een subdomein met video’s, waar door middel van een zoekcatalogus toegang wordt geboden tot ruim 300 video’s.

De onlinevideo’s bevatten redactioneel bewerkte berichten van variërende lengte (van ongeveer 30 seconden tot enkele minuten) over verschillende onderwerpen, “zoals lokale gebeurtenissen en evenementen, straatinterviews over actuele onderwerpen, sportevenementen, filmtrailers, knutselhandleidingen voor kinderen of door de redactie geselecteerde video’s van lezers”. Slechts een klein deel van de video’s hield verband met de artikelen op de website van de Tiroler Tageszeitung.

Volgens de Oostenrijkse telecomautoriteit was dit video-aanbod te kwalificeren als audiovisuele mediadienst op aanvraag, zodat daarvoor de meldingsplicht van de toepasselijke nationale regeling geldt. En dat betekent weer dat de in die regeling vastgelegde beperkingen gelden. Die regeling is gebaseerd op de Richtlijn audiovisuele mediadiensten. Artikel 1 lid 1 van die richtlijn bevat de volgende definities:

a) „audiovisuele mediadienst”:

i) een dienst in de zin van de artikelen 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie die valt onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten, met als hoofddoel de levering aan het algemene publiek van programma’s ter informatie, vermaak of educatie via elektronische communicatienetwerken in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/21/EG. Bedoelde audiovisuele mediadiensten zijn hetzij televisie-uitzendingen als gedefinieerd in punt e) van dit lid hetzij audiovisuele mediadiensten op aanvraag als gedefinieerd in punt g) van dit lid;

ii) audiovisuele commerciële communicatie;

b) „programma”: een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, die een afzonderlijk element van een door een aanbieder van mediadiensten opgestelde schema of catalogus vormt en waarvan de vorm en de inhoud vergelijkbaar zijn met die van televisie-uitzendingen. Voorbeelden van programma’s zijn bioscoopfilms, sportevenementen, komische series, documentaires, kinderprogramma’s en origineel drama;

Audiovisuele mediadiensten zijn onderworpen aan regels over bijvoorbeeld reclame, sponsoring, productplaatsing en Europese quota.

De verwijzende rechter twijfelt of de beschikbaarstelling van videofilms door New Media vergelijkbaar is met „televisie-uitzendingen” in de zin van artikel 1, lid 1, onder b), van de richtlijn, “aangezien een dergelijke verzameling van korte video’s tot dusver niet als zodanig door de traditionele televisieomroep wordt aangeboden“.

Het EU Hof van Justitie wijst erop dat “televisie naast programma’s van middellange of lange duur ook korte programma’s aanbiedt“. Het Hof verduidelijkt dat de Richtlijn geen vereiste bevat over de duur van de betrokken reeks beelden. Het kunnen dus ook korte video’s zijn.

De tweede vraag die voorlag was hoe het begrip “hoofddoel” moet worden uitgelegd. Daarover zegt het Hof dat “een elektronische versie van een krant, ongeacht de audiovisuele onderdelen ervan, niet als audiovisuele dienst dient te worden aangemerkt als de audiovisuele onderdelen bijkomstig zijn en uitsluitend dienen om het aanbod van artikelen uit de pers aan te vullen“. Het enkele feit dat de aanbieder een internetkrant is, volstaat echter niet om onder de regeling uit te komen. Ter beoordeling staat het hoofddoel van de dienst, niet de aard van de aanbieder. Evenmin is relevant of de dienst de voornaamste activiteit van de aanbieder is, of slechts een bijrol speelt.

De cruciale vraag is of de videodienst een autonome inhoud en functie heeft ten opzichte van de schriftelijke bijdragen van de uitgever van de onlinekrant. Als dat zo is, dan valt de dienst binnen de werkingssfeer van de richtlijn. Als de dienst “daarentegen onlosmakelijk verbonden is met de journalistieke activiteit van die uitgever, met name door de banden van het audiovisuele aanbod met de aangeboden teksten, valt hij niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn”. Of het aanbod zich bevindt op het hoofddomein of op een subdomein van de betrokken website is niet doorslaggevend, “anders zou de deur worden geopend naar omzeiling van de regels van richtlijn 2010/13 door deze website met het oog daarop te structureren“.

Voor de dienst van New Media Online ziet het er niet goed uit: “In het hoofdgeding komt uit de verklaringen van de verwijzende rechter en uit het dossier dat aan het Hof is overgelegd naar voren dat een zeer klein deel van de artikelen uit de pers verband houdt met de litigieuze videofragmenten. Bovendien kan de meerderheid van deze video’s volgens de gegevens in het dossier waarover het Hof beschikt, onafhankelijk van de artikelen van de elektronische versie van de krant worden opgeroepen en geraadpleegd. Dat wijst erop dat de dienst die in het hoofdgeding aan de orde is, kan worden beschouwd als een dienst met een autonome inhoud en functie ten opzichte van de journalistieke activiteit van verzoekster in het hoofdgeding, en derhalve als een dienst die losstaat van de andere door haar aangeboden diensten.”

In Nederland heeft het Commissariaat voor de Media de betreffende regels uit de richtlijn uitgewerkt in de Beleidsregels classificatie commerciële mediadiensten op aanvraag. Over die beleidsregels heeft het Commissariaat de Brochure Commerciële mediadiensten op aanvraag uitgegeven, samen met een online beslisboom, die media kunnen gebruiken om hun dienst langs de lat van de regels van het Commissariaat te leggen.

TwitterFacebookLinkedInWhatsAppMessengerEmail

Onderwerp: Bestuursrecht, Entertainment, Internetrecht, Mediaregulering Tags: audiovisuele mediadienst, Mediaregulering, new media online, richtlijn audiovisuele mediadiensten

Primaire Sidebar

Zoek

Geschreven door

Jens van den Brink

Tel: +31 20 5506 843
E-mail: jens.van.den.brink@kvdl.com
Bekijk profiel

Lees alle artikelen van deze auteur

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Onderwerpen

  • Persrecht
  • Reclamerecht
  • Internetrecht
  • Mediaregulering
  • Entertainment
  • Intellectuele Eigendom
  • Auteursrecht
  • Kansspelen
  • Bestuursrecht

Footer

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Copyright © 2023 Media Report