
In Amerika heeft een federale rechtbank zich voor het eerst uitgesproken over de vraag of kunst die autonoom door kunstmatige intelligentie (AI) gegenereerd is, auteursrechtelijk beschermd kan zijn. Het korte antwoord van de D.C. District Court: nee. Menselijk auteurschap is volgens de rechtbank een basisvereiste van auteursrecht.
Om deze uitspraak te begrijpen, is het relevant om kort in te gaan op het Amerikaanse auteursrecht. In de basis lijkt dit op het Nederlandse auteursrecht. Net als in Nederland rust in Amerika namelijk automatisch auteursrecht op creaties die voor bescherming in aanmerking komen. Een verschil met het Nederlandse auteursrecht is echter dat rechthebbenden in Amerika hun creatie daarnaast kunnen registreren bij een overheidsinstantie: de U.S. Copyright Office. Deze instantie toetst de creatie en verstrekt een certificaat wanneer zij vaststelt dat er auteursrecht op de creatie rust. Het certificaat geeft de rechthebbende onder andere een sterkere positie in juridische procedures. Auteursrecht bestaat in Amerika dus ook zonder een certificaat van de Copyright Office, maar als de Copyright Office een certificaat weigert te verstrekken omdat zij meent dat een creatie niet voor bescherming in aanmerking komt, is de onvermijdelijke conclusie dat er geen auteursrecht op de betreffende creatie rust.
Dit laatste gebeurde in de zaak die diende bij de federale rechtbank. Deze werd aangespannen door een maker van computerprogramma’s. Een van deze programma’s, de zogenaamde “Creativity Machine”, heeft volgens eiser “autonoom” het kunstwerk “A Recent Entrance to Paradise” gemaakt. Eiser wilde dit kunstwerk registreren bij de Copyright Office, maar ving daar bot. In zijn aanvraag had hij aangegeven dat een computerprogramma de maker van het kunstwerk was, maar dat het auteursrecht hem als eigenaar van het computerprogramma toekwam. De Copyright Office ging hier niet in mee, en weigerde het kunstwerk te registreren. De Office overwoog dat “the work lacked human authorship”, terwijl dit een basisvereiste van auteursrecht is.
Eiser nam hier geen genoegen mee, en verzocht de Copyright Office om de beslissing te herzien. Toen dit niet gebeurde, stapte eiser naar de rechter. Die moest vervolgens de principiële vraag beantwoorden of een werk dat autonoom door een AI-systeem gegenereerd is, auteursrechtelijk beschermd kan zijn.
In de interessante en makkelijk leesbare uitspraak van de federale rechtbank gaat de rechter in op de geschiedenis van auteursrecht in Amerika, waarbij verschillende rechtszaken worden besproken die in hun tijd revolutionair waren. De rechter overweegt dat het auteursrecht is ontworpen om zich aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen, maar dat de basis van dit aanpassingsvermogen is gelegen in menselijke creativiteit, en daarmee in menselijk auteurschap. Deze creativiteit zal volgens de rechter altijd aanwezig moeten zijn in auteursrechtelijk beschermde werken, ongeacht de techniek waarmee – of de media waarin – deze tot uiting komt. Op een foto die (al dan niet met een geavanceerde camera) door een mens is gemaakt kan daarom auteursrecht rusten, maar op een selfie van een aap niet. En op autonoom door AI-gegenereerde afbeeldingen niet, maar op de menselijke rangschikking van deze afbeeldingen in een boek wel. De rechter concludeert daarom dat de Copyright Office een juiste beslissing heeft genomen door de aanvraag van eiser af te wijzen.
Hoewel in Nederland (nog) geen vergelijkbare rechtszaken zijn gevoerd, lijkt de uitspraak in lijn te zijn met de interpretatie van auteursrecht in Nederland. Een auteursrechtelijk beschermd werk moet in Nederland immers niet alleen een “eigen oorspronkelijk karakter” hebben, maar ook het “persoonlijk stempel” van de maker dragen. Dit impliceert menselijk auteurschap. Wel is de vraag hoeveel menselijke creativiteit minimaal vereist is om nog te kunnen spreken over menselijk auteurschap. Wereldwijd zullen rechters zich hier de komende jaren over buigen. In Amerika zal dit naar alle waarschijnlijkheid al snel gebeuren, want de eigenaar van “Creativity Machine” heeft aangegeven dat hij in beroep zal gaan.