• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst

Mediareport

Juridisch weblog voor de media

  • Home
  • Onderwerpen
    • Persrecht
    • Reclamerecht
    • Internetrecht
    • Mediaregulering
    • Entertainment
    • Intellectuele Eigendom
    • Auteursrecht
    • Kansspelen
    • Bestuursrecht
  • Informatie
    • Nieuwsbrief
  • Nederlands
    • English
Home » archief » Auteursrecht blokkade voor tentoonstellen brieven Otto Frank

Auteursrecht blokkade voor tentoonstellen brieven Otto Frank

17 juni 2015 door Christien Wildeman

De Anne Frank Stichting en het Anne Frank-Fonds strijden sinds enkele jaren over de nalatenschap van Anne Frank en haar vader Otto Frank. De omgang met de (intellectuele) eigendomsrechten zijn inzet van de strijd. Die rechten zijn namelijk niet in één hand. Enerzijds beheert de Anne Frank Stichting het Anne Frank Huis en de fysieke exemplaren van Anne’s dagboeken. De dagboeken zijn door Otto Frank aan de Nederlandse Staat nagelaten, die deze aan de Stichting in bruikleen heeft gegeven. Anderzijds heeft het in Zwitserland gevestigde Anne Frank-Fonds de auteursrechten van Otto Frank geërfd, inclusief de auteursrechten op het dagboek van Anne Frank en op de brieven van Otto Frank.

Het Fonds heeft als auteursrechthebbende een sterke troef in handen. In 1998 publiceerde Het Parool niet eerder openbaar gemaakte dagboekaantekeningen van Anne Frank. Het Fonds spande een rechtszaak aan en verkreeg op grond van haar auteursrechten een publicatieverbod. Het beroep van Het Parool op de uitingsvrijheid van artikel 10 EVRM werd door het Hof Amsterdam afgewezen.

Deze rechtszaak gaat over de tentoonstelling van drie brieven die Otto Frank in de jaren vijftig aan Joseph Schildkraut heeft geschreven. Joseph Schildkraut was een Amerikaanse acteur die in de Amerikaanse versie van “Het dagboek van Anne Frank” de rol van Otto Frank speelde. De brieven zijn in 2012 door de Stichting verworven, maar de auteursrechten op de brieven berusten bij het Fonds. In 2013 heeft de Stichting drie brieven tentoongesteld zonder daarvoor toestemming te vragen aan het Fonds. Daarop is het Fonds deze procedure gestart. De rechtbank Amsterdam oordeelt dat sprake is van een auteursrechtinbreuk, maar een algemeen verbod voor de toekomst wordt als te vergaand afgewezen.

Naar mijn smaak is het beroep op de informatievrijheid van artikel 10 EVRM het interessantste verweer van de Stichting. Staat de vrijheid van informatie eraan in de weg dat het Fonds met succes haar auteursrechten handhaaft? De rechtbank vindt van niet, want de Stichting had toch eenvoudig vooraf om toestemming kunnen vragen, zo redeneert zij:

“De Stichting heeft zich slechts beperkt tot vermelding van het algemene, (historische, culturele en educatieve) publieke belang bij het tentoonstellen van origineel historisch materiaal. Nu de Stichting op zichzelf niet heeft weersproken dat zij het Fonds vooraf om toestemming had kunnen vragen, kan dat algemene publieke belang naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden aangemerkt als een (voldoende) op het concrete geval betrekking hebbende omstandigheid die rechtvaardigt dat het auteursrecht van het Fonds daarvoor moet wijken.”

Deze redenering is onnavolgbaar. Immers, ofwel het belang van informatievrijheid weegt zwaarder en dan gaat een beroep op het auteursrecht niet op en is dus geen toestemming nodig. Ofwel het belang van het auteursrecht weegt zwaarder dan de informatievrijheid en dan is wel toestemming nodig. Hoe het niet vragen van toestemming aan een beroep op de informatievrijheid in de weg kan staan, is mij dan ook een raadsel. Stel dat de Stichting het Fonds wel om toestemming had gevraagd, maar het Fonds had geweigerd, had – in de redenering van de rechtbank – het beroep op de informatievrijheid dan wel kunnen slagen? De rechtbank hecht kennelijk aan uitingsvrijheid-etiquette.

In de redenering van de rechtbank ligt ook besloten dat het het Fonds niet zozeer gaat om het gebruik van de brieven op zich – kennelijk had zij daar best toestemming voor willen geven – maar om het principe dat de Stichting vooraf toestemming had moeten vragen. Het lijkt mij dat dit een zeer beperkt, particulier belang is dat het zou moeten afleggen tegen het algemene belang van de informatievrijheid. Het dagboek van Anne Frank en haar persoonlijke geschiedenis genieten immers grote internationale bekendheid en belangstelling. Tegen die achtergrond is het wel heel zuinig dat de rechtbank het “algemene (historische, culturele en educatieve) publieke belang bij het tentoonstellen van historisch materiaal” met betrekking tot de geschiedenis van Anne Frank, niet vindt opwegen tegen het belang van het Fonds haar verbodsrecht te laten gelden.

De uitkomst van deze belangenafweging door de rechtbank is dat het Fonds het tonen van de brieven door de Stichting nog totdat het auteursrecht eind 2050 afloopt – 70 jaar na het overlijden van Otto Frank – kan tegenhouden. Het publieke belang van de informatievrijheid delft zo het onderspit als gevolg van onenigheid tussen twee particuliere instellingen. Naar mijn mening is dat het schrijnende resultaat van een onjuiste belangenafweging.

Ook alle andere verweren konden de Stichting niet baten. Dat de brieven überhaupt geen auteursrechtelijke bescherming zouden genieten, veegt de rechtbank resoluut van tafel: “in redelijkheid kan niet worden betwijfeld dat de drie brieven werken zijn in de zin van de Auteurswet”.

Hetzelfde lot treft het verweer dat het tentoonstellen van de brieven niet kan worden beschouwd als een openbaarmaking in de zin van de Auteurswet. De rechtbank oordeelt dat tentoonstellen “in beginsel [een] aan de maker voorbehouden vorm van openbaar maken” betreft.

De Stichting beroept zich voorts op artikel 23 van de Auteurswet. Daarin is bepaald dat de eigenaar van een werk van toegepaste kunst – tenzij anders overeengekomen – het recht heeft dat werk tentoon te stellen. Dit verweer ketst erop af dat de drie brieven niet als werken van toegepaste kunst kunnen worden gekwalificeerd, terwijl vast staat dat de wetgever er welbewust voor heeft gekozen deze beperking alleen te laten gelden voor werken van toegepaste kunst en niet voor alle werken, zo oordeelt de rechtbank.

Ook het beroep van de Stichting op het citaatrecht wordt verworpen, omdat de rechtbank vindt dat de Stichting nader had moeten toelichten waarom het citeren van de werken in hun geheel hier gerechtvaardigd was.

Update: bij arrest van 18 februari 2018 heeft het Hof Amsterdam het vonnis bekrachtigd en ook een verbod voor de toekomst toegewezen de brieven “in leesbare vorm” tentoon te stellen. Tentoon stellen in een wazige vitrinekast mag kennelijk wel, als de brieven maar niet te lezen zijn. Dat is het lot van historische brieven in handen van juristen.

TwitterFacebookLinkedInWhatsAppMessengerEmail

Onderwerp: Auteursrecht, Intellectuele Eigendom, Persrecht Tags: Anne Frank, Anne Frank Huis, Artikel 10 EVRM, auteursrecht, Brieven Otto Frank, informatievrijheid, Schildkraut archief

Primaire Sidebar

Zoek

Geschreven door

Christien Wildeman

Lees alle artikelen van deze auteur

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Onderwerpen

  • Persrecht
  • Reclamerecht
  • Internetrecht
  • Mediaregulering
  • Entertainment
  • Intellectuele Eigendom
  • Auteursrecht
  • Kansspelen
  • Bestuursrecht

Footer

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Copyright © 2023 Media Report