Wet bescherming persoonsgegevens deels niet van toepassing op journalistieke publicaties, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan
De Wet bescherming persoonsgegevens (“Wbp”) is deels niet van toepassing op journalistieke publicaties waarin persoonsgegevens zijn opgenomen, als de publicatie van de persoonsgegevens ‘voor uitsluitend journalistieke doeleinden’ plaatsvindt. Het College Bescherming Persoonsgegevens (“Cbp”) heeft in haar Richtsnoeren Publicatie van Persoonsgegevens op Internet (“Richtsnoeren”) uitgelegd wanneer dat zo is.
Bevestiging consultatiedocument
Het CBP heeft op 11 december 2007 de definitieve tekst van haar Richtsnoeren gepubliceerd. De Richtsnoeren dienen als leidraad om te beoordelen of de publicatie van persoonsgegevens op internet juist gebeurt. Op 17 oktober 2007 had het Cbp een consultatiedocument gepubliceerd, waarop een aantal organisaties die actief zijn op dit terrein konden reageren. De definitieve tekst is op een aantal punten enigszins aangepast en aangevuld, maar komt sterk overeen met het consultatiedocument. In de Kennedy Van der Laan nieuwsbrief van november 2007 stond een overzichtsartikel naar aanleiding van het consultatiedocument. Dat overzicht gaat ook op voor de nieuwe tekst.
Journalistieke exceptie
De Wbp is ook van toepassing op journalistieke publicaties, als daarin persoonsgegevens zijn opgenomen. Als de ‘verwerking’ (lees: publicatie) van persoonsgegevens echter voor ‘uitsluitend journalistieke doeleinden’ gebeurt, is de Wbp deels niet van toepassing, waaronder de plicht om de verwerking van persoonsgegevens te melden aan het Cbp en het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens, zoals gegevens over iemands geloof, levensovertuiging, ras of politieke gezindheid. Ook kan de betrokkene niet eisen dat onjuiste persoonsgegevens worden gecorrigeerd of verwijderd. In plaats daarvan publiceren de media als dat nodig is soms achteraf rectificaties.
Wanneer geldt voor publicaties op internet de journalistieke exceptie? In de Richtsnoeren geeft het Cbp uitleg. Er vindt een globale beoordeling plaats “door de uiting in zijn context te bekijken en daarna tot een afweging van belangen te komen”. Daarbij worden vier criteria gehanteerd:
– Is de activiteit gericht op (objectieve) informatieverzameling en verstrekking?
– Gaat het om een regelmatige bezigheid?
– Gaat het erom iets van maatschappelijke strekking aan de orde te stellen?
– Kent de publicatie een recht van repliek of rectificatie achteraf?
Als een publicatie aan alle vier criteria voldoet, is de journalistieke exceptie in ieder geval van toepassing. Maar ook als een publicatie niet (volledig) aan alle criteria voldoet, kan de vrijstelling gelden. Media op internet doen er goed aan om bij twijfel advies te vragen aan een specialist op dit gebied, zoals een privacy- of media-advocaat.
Objectieve informatieverzameling en verstrekking
Publicaties moeten gericht zijn op “min of meer objectieve informatieverzameling en verstrekking”. Dat sluit aan bij de gedachte dat journalistiek bedoeld is om het publiek te informeren. De formulering van dit criterium is echter vrij stellig en wekt de indruk dat ‘serieuze’ opiniërende artikelen niet of minder snel aanspraak kunnen maken op de vrijstelling. Dat zou echter een miskenning zijn van het belang van die vorm van journalistiek. Daarom zou dit criterium naar mijn mening niet al te strikt opgevat moeten worden.
In toenemende mate wordt op websites aan bezoekers de mogelijkheid geboden om te reageren op nieuwsberichten. Opvallend is dat het Cbp bij de beoordeling of sprake is van objectieve informatieverstrekking in die gevallen ook kijkt naar de kwaliteit van de ‘moderatie’ van geplaatste reacties. Als de houder van de website niet actief toeziet op reacties, door die bijvoorbeeld te weigeren of verwijderen als ze schadelijk zijn voor derden, kan dat een reden zijn om ook de publicatie van de artikelen zelf niet onder de vrijstelling te laten vallen.
Regelmatige bezigheid
Om gebruik te maken van de vrijstelling, is niet vereist dat een publicist wordt betaald voor zijn publicatie. Wel moet sprake zijn van een ‘regelmatige activiteit’. Een weblog met een paar verouderde bijdragen kan zich minder snel beroepen op de journalistieke exceptie dan een publicatie waarop regelmatig nieuwe bijdrages verschijnen.
Maatschappelijke strekking
In de rechtspraak over de vraag of publicaties onrechtmatig zijn, is van belang of de publicatie over een maatschappelijk relevant onderwerp gaat. Als dat zo is, zal een publicatie minder snel onrechtmatig zijn dan wanneer alleen maar het privéleven van een persoon wordt blootgelegd. Het Cbp hanteert dit criterium ook bij de toets of de journalistieke exceptie van toepassing is.
Recht van repliek
Het Cbp weegt mee of aan de betrokkene de mogelijkheid wordt geboden om zelf een reactie te plaatsen waarin hij of zij melding maakt van de onjuiste informatie. Op internet kunnen bezoekers van websites in toenemende mate reacties plaatsen bij (nieuws)berichten, maar juist op websites van gevestigde media, zoals de landelijke kranten, wordt die mogelijkheid lang niet altijd geboden.
Het is ook de vraag of het voldoende is dat een betrokkene een bericht kan plaatsen op een dergelijk discussieforum. Het Cbp vindt het namelijk van belang dat de reactie een vergelijkbaar prominente plaats krijgt in de publicatie als de oorspronkelijke uiting. Hoe dat in de praktijk precies zal werken, is niet helemaal duidelijk en het Cbp gaat hier niet op in. Als een artikel grote nieuwswaarde heeft en daarom op de homepage van een website verschijnt, is het heel goed mogelijk dat de opname van (onjuiste) persoonsgegevens een ondergeschikte rol speelt. Het ligt dan niet voor de hand dat de reactie van de betrokkene ook op de homepage geplaatst moet worden. Wat een geschikte oplossing is, zal naar mijn mening per geval bekeken moeten worden.
Vrijheid van meningsuiting
Het Cbp lijkt zich er te weinig rekenschap van te geven dat het recht op privacy bij een botsing met de vrijheid van meningsuiting niet altijd langs de lijnen van de Wbp zal worden beoordeeld. Op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens moeten beperkingen van de vrijheid van meningsuiting niet alleen zijn voorzien bij wet, maar ook noodzakelijk zijn en proportioneel. Met name journalisten komt grote vrijheid toe. De journalistieke exceptie is ingesteld omdat de wetgever van mening was dat anders de ‘journalistieke vrijheid’ teveel zou worden beperkt. De wetgever vond de beperkingen van de Wbp blijkbaar een te grote beperking op de vrijheid van meningsuiting om onverkort toe te passen. Het Cbp geeft nu een eigen interpretatie van wie ‘journalist’ is. Die interpretatie zou echter wel eens beperkter kunnen zijn dan op grond van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kan worden gerechtvaardigd.
Conclusie
Veel journalistieke websites voldoen nog niet aan alle criteria voor de toepasselijkheid van de journalistieke exceptie. Bij twijfel kan advies van een privacy- of media-advocaat nuttig zijn. Het is echter de vraag of de interpretatie die het Cbp geeft van journalistiek stand kan houden.