De organisator van een militariabeurs startte een kort geding tegen publicaties waarin de beurs volgens de organisator ten onrechte zou zijn afgeschilderd als een ‘nazibeurs’ en in verband zou zijn gebracht met strafbare feiten. Hij vorderde verwijdering van de publicaties.
De publicist, die ook al eerder actie heeft gevoerd tegen een soortgelijke beurs, stelt in de publicaties diverse activiteiten aan de kaak die volgens hem te maken zouden hebben met neonazisme. Zoals het handelen in voorwerpen met nazisymbolen. Voorts publiceert hij een artikel met de kop “Handelaren in nazispullen starten proces tegen critici”, waarbij hij een portretfoto van de organisator van de
beurs plaatst.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de publicist, hoewel hij in zijn uitlatingen ongenuanceerd is, de ruimte toekomt om op zijn manier actie te voeren tegen – in zijn ogen – een misstand. “Weliswaar is [de publicist] in zijn uitlatingen ongenuanceerd en door zijn woordkeuze tendentieus, maar die ruimte komt hem toe. Zijn uitlatingen vinden bovendien enige steun in de feiten”. En, “daarbij is overdrijving toegestaan om de aandacht van de lezer te trekken.”
Bij deze overwegingen betrekt de voorzieningenrechter het feit dat handel in voorwerpen met nazisymbolen niet geheel onomstreden is, en dat er eerder ‘gedoe’ was bij een vergelijkbare beurs. De aanduiding ‘verboden beurs’ dekt dan ook enigszins de lading, aldus de voorzieningenrechter. “Verder speelt mee dat de uitlatingen zijn gedaan in – niet zeer gezaghebbende – media met een beperkt lezerspubliek.”
Bovendien wordt niet aannemelijk bevonden dat de organisator van de beurs onaanvaardbaar in moeilijkheden is gekomen of dat de reputatie van de organisator of de exploitatie van beurs substantiële schade heeft ondervonden.
Eiser wil ook een verbod op toekomstige uitlatingen. Dat wordt afgewezen “omdat toewijzing neerkomt op preventieve censuur. Of in de toekomst onrechtmatige uitlatingen worden gedaan door [de publicist] zal op basis van het dan aanwezige feitencomplex moeten worden beoordeeld.”
Verder laat de voorzieningenrechter zich uit over de foto van de organisator van de beurs die de publicist heeft gepubliceerd. De overweging dat het de publicist ‘logisch’ leek om bij het artikel deze portretfoto te plaatsen legt het af tegen het belang bij eerbiediging van de privacy van de organisator van de beurs. Volgens de rechter is de plaatsing van de foto niet goed te rijmen met de stelling van gedaagde dat hij geen actie voert tegen de organisator van de beurs, maar tegen de beurs zelf. Naar het oordeel van de rechter verzet een redelijk belang van de organisator van de beurs zich tegen openbaarmaking van zijn portret in de context van het artikel. De publicist moet daarom wél de portretfoto van verschillende websites verwijderen.