• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst

Mediareport

Juridisch weblog voor de media

  • Home
  • Onderwerpen
    • Persrecht
    • Reclamerecht
    • Internetrecht
    • Mediaregulering
    • Entertainment
    • Intellectuele Eigendom
    • Auteursrecht
    • Kansspelen
    • Bestuursrecht
  • Informatie
    • Nieuwsbrief
  • Nederlands
    • English
Home » archief » Hoge Raad bevestigt dat beelden Koos H. niet door Peter R. de Vries mochten worden uitgezonden

Hoge Raad bevestigt dat beelden Koos H. niet door Peter R. de Vries mochten worden uitgezonden

11 oktober 2012 door Tessel Peijnenburg

de-vries-koos-hbpm21Koos H. werd op 14 oktober 1982 tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld wegens het ontvoeren, misbruiken en vermoorden van drie meisjes. Sinds zijn bekentenis zit hij in een long stay TBS-kliniek. Voor het programma Peter R. De Vries Misdaadverslaggever (geproduceerd door Endemol en uitgezonden door SBS) zijn er door een jeugdvriend van Koos H. stiekem opnamen gemaakt in de TBS-kliniek met een verborgen camera. Het programma besteedde aandacht aan een aantal opmerkelijke feiten. Zo zou Koos H. bedenkelijke contacten zou hebben gehad met een rechter van de Rechtbank Den Haag, zou hij in een TBS-kliniek zitten zonder daarvoor te zijn veroordeeld, betrokken zijn bij meer moorden dan waarvoor hij was veroordeeld en mocht hij onbeperkt en ongecontroleerd porno kijken in de TBS-kliniek. Peter R. de Vries wilde de heimelijke opgenomen beelden graag uitzenden want “de wijze waarop Koos H. praat over zijn jonge slachtoffertjes, zijn lichaamstaal en zijn verwrongen psyche laten zien dat deze seriemoordenaar nog steeds levensgevaarlijk is“. Koos H. wist niet dat de gesprekken werden opgenomen.

Procesverloop
Koost H. spande een kort geding aan tegen Endemol en SBS wat resulteerde in een verbod voor de programmamakers. Ze mochten de beelden niet uitzenden zonder toestemming van Koos H. op straffe van een dwangsom van € 15.000. De zaak kreeg destijds veel media-aandacht toen de programmamakers besloten om, ondanks het verbod bepaalde beelden toch uit te zenden. Koos H. spande een nieuw kort geding (nu ook direct tegen De Vries) voor de daaropvolgende uitzending en de programmamakers kregen weer een verbod opgelegd. Ditmaal op straffe van een aanzienlijk hogere dwangsom namelijk € 500.000 per overtreding. Endemol, SBS en Peter R. de Vries stelden gezamenlijk hoger beroep in, zonder succes: het hof bekrachtigde in een keer de beide vonnissen van de voorzieningenrechter (zie voor een bespreking van de uitspraken van de rechtbank en het hof MR 4693 en MR 8120). Over de uitspraak van de voorzieningenrechter betoogde mijn collega Jens van den Brink destijds in een opiniestuk in de Volkskrant dat ten onrechte de vraag werd gesteld of het uitzenden van de beelden noodzakelijk is, terwijl de te beantwoorden vraag zou moeten zijn of het noodzakelijk is de beelden niet uit te zenden. Voor een uiting hoeft geen noodzaak te bestaan.

Endemol, SBS en Peter R.de Vries gingen uiteindelijk in cassatie. Ook daar vingen de programmamakers uiteindelijk bot. De Hoge Raad wees de cassatie af.

Kern van het arrest is de gebruikelijke afweging tussen de persoonlijke levenssfeer van Koos H (art 8 EVRM) en de vrijheid van meningsuiting (art 10 EVRM) van de programmamakers. In lijn met eerdere jurisprudentie (zoals Van Gasteren/Hemelrijk, zie MR615) bepaalt de Hoge Raad dat de afweging van deze belangen in één beoordelingstraject plaats te vinden. Deze wijze van beoordelen heeft tot gevolg dat wanneer blijkt dat het ene recht prevaleert boven het andere recht, dit noodzakelijkerwijs meebrengt dat het andere recht als gerechtvaardigd moet worden aangemerkt. Daarmee is voldaan aan het noodzakelijkheidscriterium van in dit geval art 10 EVRM. Dit geldt eveneens voor het vereiste van proportionaliteit.

De Hoge Raad stipt ook nog een ander punt aan. Als de rechter eenmaal besloten heeft dat het ene recht zwaarder weegt dan het ander dan hoeft de rechter niet uit zichzelf te onderzoeken of er minder vergaande beperkingen mogelijk waren (subsidiariteit) op het ene recht die nog voldoende tegemoet komen aan de rechten van de andere partij, zoals in dit geval alleen geluid laten horen of een reconstructie laten zien. Partijen zullen deze mogelijkheden zelf aan moeten voeren.

TwitterFacebookLinkedInWhatsAppMessengerEmail

Onderwerp: Entertainment, Persrecht Tags: Koos H., noodzakelijkheidstoets, persvrijheid, Peter R. de Vries

Primaire Sidebar

Zoek

Geschreven door

Tessel Peijnenburg

Lees alle artikelen van deze auteur

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Onderwerpen

  • Persrecht
  • Reclamerecht
  • Internetrecht
  • Mediaregulering
  • Entertainment
  • Intellectuele Eigendom
  • Auteursrecht
  • Kansspelen
  • Bestuursrecht

Footer

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je nu aan voor de Media Report Nieuwsbrief!

Abonneer

Copyright © 2023 Media Report