Vanochtend Twitterde ik dat Terry Bollea -ofwel de worstel-legende Hulk Hogan- in de VS een rechtszaak is begonnen tegen een autobedijf dat zijn stemgeluid in een reclame zou hebben geïmiteerd. Ook zou het bedrijf ’typische Hulk Hogan termen’ gebruiken zoals ‘guns’ voor spierballen en ‘Hulkamaniacs’ voor fans.
Kunnen bekende personen zoals Hulk Hogan in Nederland met succes optreden tegen imitatie van hun stemgeluid in reclames? Is daarbij een beroep op portretrecht op stemgeluid mogelijk?
Het antwoord op die laatste vraag lijkt nee te zijn. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat onder een portret (in de zin van artikel 21 van de Auteurswet) wordt verstaan ‘een afbeelding van het gelaat van een persoon’. In HR 16 oktober 1987, NJ 1988, 850 oordeelde de Hoge Raad dat een stem sec niet onder het portretrecht valt. In het Breekijzer arrest werd geoordeeld dat het geheel of gedeeltelijk onherkenbaar maken van het gelaat van een afgebeelde persoon er niet aan in de weg hoeft te staan dat sprake is van een portret in de zin van de Auteurswet, aangezien ook uit hetgeen de afbeelding verder toont, de identiteit van die persoon kan blijken. Vooralsnog lijkt het echter niet zo te zijn dat er met dit arrest zoveel afstand wordt genomen van het letterlijke portret-begrip, dat louter een stemgeluid als portret kan worden aangemerkt. Nu het in deze zaak alleen om de stem van Hogan lijkt te gaan -zonder dat hij daarbij op enige wijze wordt afgebeeld- zal een beroep op het portretrecht waarschijnlijk worden afgewezen.
Staat de Hulk dan helemaal met lege handen bij de Nederlandse rechter? Dat denk ik zeker niet. In een zaak tussen koningin Beatrix en vacaturesite Monsterboard, die ging over het imiteren van de stem van de koningin in een radiocommercial, oordeelde de rechtbank: ‘Uitgangspunt is dat in onze samenleving niemand het behoeft te dulden dat zijn persoonlijke karakteristieken tegen zijn wil worden gebruikt ter ondersteuning van commerciële activiteiten van een ander’. Daarmee heeft de rechter eerdere jurisprudentie bevestigd waaruit blijkt dat het aanhaken bij iemands populariteit, daarvan profiteren of de suggestie wekken dat deze persoon aan een reclame heeft meegewerkt en een bepaald product aanprijst, ook zonder dat sprake is van een portret, onrechtmatig is.
Ik denk daarom dat Hogan naar Nederlands recht een goede kans zou maken om een geslaagd beroep te doen op de onrechtmatige daad. Het gaat in deze kwestie immers om commerciële advertenties, waarvan het publiek zou kunnen denken dat Hogan daar medewerking aan heeft verleend. Maar zelfs al zou Hogan door een Nederlandse rechter in het gelijk worden gesteld, dan zal een eventuele schadevergoeding bij lange na niet zo hoog zijn als Hogan dat waarschijnlijk voor ogen heeft. Het laten zien van zijn (juridische) ‘guns’ in de VS lijkt lucratiever.