Gisteren oordeelde de Rechtbank Amsterdam in kort geding tussen diverse beheersorganisaties (Cedar, Agicoa, Lira, Pictoright, Sekam & Vevam) en Digitenne en KPN over de vraag of het uitzenden van de digitale Nederlandse publieke zenders Nederland 1, 2 en 3 moet worden gezien als een zelfstandige openbaarmaking of als een gelijktijdige uitzending, als bedoeld in artikel 12, zesde lid, van de Auteurswet. Het laatste zou betekenen dat Digitenne geen doorgiftevergoeding zou hoeven te betalen aan de beheersorganisaties.
De rechter oordeelde dat het gaat om een zelfstandige openbaarmaking. Digitenne moet dus betalen. De voorzieningenrechter achtte als doorslaggevend belang “of er een doorgifte plaatsvindt op een wijze die aan Digitenne is toe te rekenen, in die zin dat zij toegang tot dat signaal aan haar abonnees verschaft.“ Ook van belang was het feit dat de publieke zenders deel uitmaken van het door Digitenne aangeboden pakket en door Digitenne waren geselecteerd. Digitenne bepaalt welke televisiezenders met haar ontvanger kunnen worden bekeken, terwijl de beperkte digitale transportcapaciteit het voor Digitenne niet mogelijk maakt meer zenders door te geven.
Digitenne kan zich dus niet beroepen op de exceptie uit de Auteurswet. De zelfstandig openbaarmaking door Digitenne leidt tot een betalingsplicht van ruim 2 miljoen aan achterstallige rechten aan de beheersorganisaties. Bijzonder is dat deze geldvordering in kort geding is toegewezen: normaliter is daarvoor een bodemprocedure nodig. De rechter vond echter dat de rechtenorganisaties hadden aangetoond dat zij voldoende spoedeisend belang bij hun vorderingen hadden “omdat de rechthebbenden … voor hun levensonderhoud … afhankelijk zijn van de opbrengst uit exploitatie van hun werken“.