Het langverwachte voorstel tot wijziging van de Mediawet is openbaar gemaakt. Met de wijziging van de Mediawet wil de regering het landelijke stelsel van publieke omroepen moderniseren. Een belangrijke wijziging is dat in het toekomstige omroepbestel naast NTR en NOS, slechts sprake zal zijn voor zes publieke, erkende “omroeporganisaties”. Een omroeporganisatie wordt in het nieuwe artikel 2.23 gedefinieerd als een omroepvereniging of als een samenwerkingsomroep.
Door middel van de wetswijziging wil Den Haag fusies tot stand brengen tussen de publieke omroepen, iets waarmee die omroepen zelf al enige tijd op vrijwillige basis bezig zijn. Doelstelling is te komen tot een doelmatiger landelijke publieke omroep voor een breed publiek. Er zijn op grond van het wetsvoorstel, kort gezegd, twee fusie-smaken. De eerste is die van een volledige fusie van omroepverenigingen tot één nieuwe, erkende omroeporganisatie. De tweede is een vorm waarbij meerdere omroepverenigingen samenwerken onder de noemer van één samenwerkingsomroep.
Voor de periode 2016-2020 voorziet het wetsvoorstel erin dat alleen bestaande, erkende omroepverenigingen kunnen worden erkend, eventueel met inbegrip van de (voorlopig erkende) omroepverenigingen PowNed en WNL. Voor een erkende omroeporganisatie geldt een ledeneis van 150.000 leden (15 euro, of 7,50 euro voor jongeren); wanneer zo’n omroeporganisatie bestaat uit verschillende omroepverenigingen, moet elke omroepvereniging beschikken over 50.000 leden.
Verder gaat de NPS op in de Stichting NTR. De genootschappen (2.42-omroepen) zullen hun media-aanbod niet meer zelfstandig kunnen uitzenden, maar moeten dit uitbesteden aan NTR. En de voorlopig erkende omroepverenigingen, die in de toekomst in aanmerking willen komen voor een daadwerkelijke erkenning, zullen zich moeten aansluiten bij de erkende omroeporganisaties. Het wetsvoorstel bevat een regeling om dit af te dwingen.
Het advies van de Raad van State is op een aantal punten behoorlijk kritisch. Om er een paar te noemen: allereerst wordt het aantal te erkennen omroepen beperkt zonder dat sprake is van transparante en non-discriminatoire selectiecriteria. Ook vindt de Raad van State dat de positie van de voorlopig erkende omroepen in het gedrang komt. Het wetsvoorstel maakt de toetreding van nieuwkomers moeilijk: aan de ene kant moeten zij een eigen profiel (meerwaarde) hebben en houden, aan de andere kant zullen zij onder de vlag van een al bestaande omroeporganisatie moeten gaan functioneren. Dat wringt en is bovendien strijdig met de gesignaleerde maatschappelijke ontwikkelingen (meer behoefte aan verschillende profielen). Verder constateert de Raad van State dat sprake is van ongelijke behandeling, omdat zelfstandige omroepverenigingen en nieuwe toetreders in het nieuwe stelsel aan de eis van 150.000 leden moeten voldoen, terwijl voor omroepverenigingen binnen een samenwerkingsomroep een ondergrens van 50.000 leden telt.
Het is afwachten wanneer het wetsvoorstel daadwerkelijk behandeld zal worden door de Tweede Kamer, maar eerder heeft de regering aangekondigd de behandeling nog voor de zomer op de agenda te willen krijgen.