Het EU Hof van Justitie heeft in de Mesopotamia zaak duidelijk gemaakt dat Duitsland de activiteiten van een Deens televisiebedrijf mocht verbieden wegens aansporing tot haat. Zo mocht het bedrijf in Duitsland geen tv programma’s produceren of publieke screenings van de uitzendingen organiseren. Dit activiteitenverbod was niet in strijd met de Televisierichtlijn (Richtlijn 89/552/EG). Duitsland mocht niet de daadwerkelijke ontvangst van uitzendingen uit Denemarken blokkeren. De doorgifte van de programma’s uit Denemarken werd echter niet belemmerd. Duitsland maakte daarom geen inbreuk op de Televisierichtlijn.
Voor de praktijk is van belang dat als een zender, die is gevestigd in een andere lidstaat, aanzet tot haat, de activiteiten van de zender beperkt kunnen worden, zolang de daadwerkelijke ontvangst van de uitzendingen vanuit de andere lidstaat niet wordt belemmerd. Voor een volledige analyse verwijs ik naar de noot die ik met Martijn van Bemmel heb geschreven in de NTER van deze maand.