Op woensdag 15 maart vinden de landelijke verkiezingen voor de Tweede Kamer plaats. Er doen 28 politieke partijen mee. De NOS organiseert op dinsdag 14 maart een televisiedebat waarvoor de veertien grootste politieke partijen zijn uitgenodigd. De rangorde van de partijen wordt bepaald voor 50% op basis van het huidige zetelaantal in de Tweede Kamer en voor 50% op grond van de stand in de peilingwijzer op 1 februari 2017. De peilingwijzer is een gewogen gemiddelde van zes politieke peilingen in Nederland. De NOS heeft op 2 februari bekendgemaakt het Forum voor Democratie (“FvD”) uit te sluiten van het televisiedebat. Als reactie hierop heeft FvD de NOS verzocht om hen niet uit te sluiten van deelname omdat de criteria waarop de NOS haar keuzes heeft gebaseerd ‘volstrekt ondeugdelijk’ zijn. FvD sommeerde daarop de NOS om een nieuwe beslissing te nemen op basis van andere criteria.
FvD beroept zich op het recht haar politieke boodschap effectief te kunnen ventileren, een recht dat voortvloeit uit artikel 10 EVRM. Daarnaast vindt FvD dat haar uitingsvrijheid is beperkt door de manier waarop de NOS de deelnemers van het televisiedebat heeft geselecteerd, zonder dat deze beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving. FvD is van mening dat de NOS ten onrechte al op 1 februari 2017 tot de selectie is overgegaan, terwijl FvD pas op 2 februari 2017 in de peilingwijzer is opgenomen. FvD maakt ook bezwaar tegen de selectiemethode omdat deze voor afsplitsingen van huidige Tweede Kamerfracties gunstiger uitpakt dan voor nieuwe partijen.
De NOS beroept zich op haar journalistieke vrijheid om programma’s naar eigen goeddunken in te kunnen richten, ook al op grond van artikel 10 EVRM. En ook de Mediawet biedt haar een ruime mate van vrijheid over de onderwerpen waaraan zij haar televisieprogramma’s aandacht wenst te geven en de manier waarop.
De voorzieningenrechter verklaarde allereerst dat aan de NOS een ruime mate van vrijheid toekomt bij de inrichting van haar televisieprogramma’s. Zij mag met haar keuzes geen invloed uitoefenen op de verkiezingsuitslag door zonder goede gronden de ene partij wel, en de andere niet uit te nodigen voor het debat. Volgens de rechter heeft de NOS redelijke en rechtvaardige gronden aangevoerd om 1 februari als peildatum te nemen. FvD kwam bij het verstrijken van de kandidatenlijst bij de Kiesraad op 31 januari namelijk nog niet voor in de peilingwijzer. Dat is het gevolg van een relatief late start van de verkiezingscampagne van FvD en deze late start was haar eigen keuze.
Hoewel aan de FvD kan worden toegegeven dat de nieuwe (afgesplitste) partijen in het voordeel zijn ten opzichte van een partij als FvD, maakt dat de handelwijze van de NOS nog niet onrechtmatig tegenover FvD. Het ging om objectieve, duidelijke criteria die aansluiten bij de huidige staatsrechtelijke realiteit: Kamerleden hebben op grond van de Grondwet een vrij en individueel mandaat, wat het mogelijk maakt zich af te splitsen van hun fractie. Daarnaast heeft de NOS juist ingespeeld op de veranderde en veranderende politieke situatie, door meer partijen uit te nodigen dan bij het vorige televisiedebat. Ook heeft de NOS niet zoals voorheen, het aantal zetels als selectiecriterium gebruikt maar ook de stand in de peilingen.
Het feit dat FvD haar zienswijze niet naar voren kan brengen tijdens het televisiedebat heeft niet tot gevolg dat FvD haar politieke mening niet zou kunnen uiten. FvD kan dat ook langs andere kanalen doen. Dat daarmee mogelijk een minder groot publiek wordt bereikt, doet daar niet aan af. De selectiemethode van de NOS staat daarom een effectieve mogelijkheid voor FvD om haar politieke mening te uiten, niet in de weg. Geconcludeerd kan worden dat de door de NOS gemaakte keuzes vallen binnen haar journalistieke vrijheid en in overeenstemming zijn met de bepalingen en de strekking van de Mediawet. Van een beperking van de vrijheid van meningsuiting in de zin van artikel 10 EVRM, misbruik van journalistieke vrijheid en/of van anderszins onrechtmatig handelen van de NOS jegens FvD, is dan ook geen sprake.