In deze zaak ging het om een eiser die zich in 2022 verkiesbaar heeft gesteld voor de partij Boer Burger Bondgenoot-Leefbaar Midden Groningen (hierna: BBB-LMG), een samenwerking tussen de politieke partijen LMG en Boer Burger Bondgenootschap. Voor de verkiezingscampagne was er promotiemateriaal gemaakt, waaronder een portretfoto van eiser en groepsfoto’s van alle kandidaten van BBB-LMG. Deze foto’s zijn ook gebruikt op de website van de partij. Enige tijd na de verkiezingen heeft BBB de samenwerkingsovereenkomst met LMG opgezegd en is een afsplitsing van de partij onder de naam Boer & Burgerpartij Midden-Groningen verder gegaan (hierna: BB MG). Eiser heeft zich aangesloten bij BB MG. LMG heeft de foto’s waarop eiser te zien is niet van haar website en Facebookpagina gehaald, ook niet nadat eiser had gevraagd deze foto’s te verwijderen. Eiser is daarom een kort geding gestart. Volgens hem wordt zijn portretrecht geschonden.
De voorzieningenrechter gaat eerst in op het verweer van LMG dat eiser, expliciet dan wel impliciet, toestemming heeft gegeven voor het gebruiken van de foto’s in kwestie. Volgens de voorzieningenrechter is geen sprake van toestemming. Het meewerken aan het zich laten portretteren is namelijk niet gelijk te stellen aan het geven van toestemming voor het (onbeperkte) gebruik van de foto’s door LMG. Ook indien er wel sprake zou zijn geweest van toestemming, kende deze toestemming grenzen: “De reikwijdte van die toestemming strekt enkel zover als overeengekomen dan wel overeengekomen kan worden geacht. LMG heeft in dat licht niet aannemelijk gemaakt dat [eisende partij] deze wijze van voortgezet gebruik van de foto’s door LMG, dat wil zeggen na opzegging van zijn lidmaatschap het niet staken van de publicatie op de website en Facebookpagina van LMG, heeft kunnen voorzien.”.
Nu geen sprake is van toestemming, gaat de voorzieningenrechter na of eiser een redelijk belang heeft om zich tegen het gebruik van de foto’s te verzetten. Eiser stelt dat hij, door de publicaties door LMG, ten onrechte geassocieerd wordt met de activiteiten en het gedachtegoed van LMG terwijl hier juist geen sprake meer van is. Volgens de voorzieningenrechter betekent dit niet dat eiser een redelijk belang heeft om zich te verzetten tegen het gebruik van de foto’s door LMG. Hierbij speelt een grote rol dat eiser de foto’s zelf ook op zijn Facebookpagina heeft staan, evenals andere foto’s waarbij een link met BBB-LMG is te zien. Hierdoor werkt hij zelf mee aan de openbaarmaking van zijn portretten en de associatie tussen hem en LMG. De rechter gaat hierbij niet mee in het verweer van eiser dat hij er niet van op de hoogte was dat deze foto’s nog op zijn Facebookpagina te zien zijn en dat hij ‘niet handig is’ met dit medium. Dit zijn namelijk omstandigheden die voor zijn eigen rekening en risico komen.
Nu geen sprake is van een redelijk belang aan de zijde van eiser, worden zijn vorderingen afgewezen. LMG hoeft de foto’s dus niet te verwijderen van haar site en Facebookpagina.