Het Hof van Justitie van de EU heeft vandaag uitspraak gedaan in de zaak tegen UPC Wenen over de illegale streamingsite kino.to. Hiernaar werd reikhalzend uitgekeken omdat de uitspraak veel overeenkomsten bevat met de Nederlandse Pirate Bay-filter zaak (hoewel kino.to geen torrentsite is). Het gaat namelijk om de vraag in hoeverre een ISP verboden kan worden toegang te bieden tot bepaalde websites. In een uitgebreid arrest concludeert het Hof van Justitie dat “het niet in strijd is met EU-grondrechten om onder bepaalde voorwaarden een algemeen verbod op te leggen”. Niet de eenvoudigste conclusie en de grote vraag is wat dit betekent voor de Lidstaten die deze instructie moeten uitleggen.
De uitspraak kwam bij het Hof nadat Oostenrijkse rechters zich afvroegen of ze UPC in zijn algemeen op straffe van een boete konden verbieden toegang te bieden tot de website kino.to, zonder dat een specifieke filter of blokkademaatregel wordt opgelegd. Volgens de Oostenrijkers was de vraag dus niet óf ze een toegangsverbod mochten opleggen, maar of een algemeen toegangsverbod op straffe van een boete tot de mogelijkheden behoort. Om precies te zijn was een verbod aan de orde om toegang te bieden tot website kino.to en dan met name door een blokkade in te stellen voor de domeinnaam, het huidige IP-adres en elk ander IP-adres van kino.to waar UPC kennis van kon hebben. Indien UPC dit verbod schond moest ze een boete betalen.
Het grote probleem voor UPC was dat de Oostenrijkse rechter hiermee een resultaatsverplichting oplegde. De websites mochten überhaupt niet bereikbaar zijn, waarbij de rechter op zijn minst verwachtte dat UPC de domeinnaam en alle huidige en toekomstige IP-adressen blokkeerde. UPC vond dit veel te ver gaan, omdat websiteblokkades makkelijk te omzeilen zijn en zij daardoor eenvoudig een boete riskeerde. UPC stelt daarom dat het verbod in strijd is met het de ‘vrijheid van ondernemerschap’, omdat het verbod de mogelijkheden om haar bedrijf te runnen onredelijk inperkt. Het verbod vraagt immers in feite dagelijks ‘onderhoud’.
Het Hof van Justitie gaat hier niet in mee. Een algemeen verbod is onder voorwaarden niet in strijd met de vrijheid van ondernemerschap. Het feit dat blokkades omzeild kunnen worden en de ISP daardoor een risico loopt op boetes doet hier niet aan af. Volgens het Hof van Justitie kan de ISP dan een procedure beginnen om aan te tonen dat hij “maatregelen heeft genomen die van hem konden worden verwacht om te verhinderen dat het verboden resultaat zou intreden”. Wat dit voor maatregelen zijn is niet duidelijk. Het Hof plaatst daarbij wel twee belangrijke kanttekeningen:
- Maatregelen mogen internetgebruikers niet de mogelijkheid ontzeggen op rechtmatige wijze toegang te krijgen tot beschikbare informatie.
- Maatregelen moeten tot gevolg hebben dat zonder toestemming opvragen van beschermde werken wordt verhinderd of bemoeilijkt (en gebruikers ‘ernstig ontraad’ worden toegang te zoeken tot inbreukmakende content).
De uitspraak is op zijn zachtst gezegd ingewikkeld. Het Hof van Justitie biedt in zekere zin ruimte om toegangsverboden aan ISP’s op te leggen. Het is aan de Lidstaten om te beoordelen of dit ook noodzakelijk is. Vreemd genoeg kwam in deze zaak de (safe harbour) vrijwaringen voor ISP’s niet aan de orde. In eerdere uitspraken van het Hof van Justitie waar de safe harbours wel een rol speelden is bepaald dat een filter ook effectief en proportioneel moet zijn. In de Kino.to-zaak wordt hier niet over gesproken.
We zullen moeten afwachten wat voor gevolgen deze uitspraak voor Nederland en de Pirate Bay-procedures heeft. Het Hof Den Haag oordeelde eerder op basis van de effectiviteitstoets dat de Nederlandse ISP’s geen filterverplichting kan worden opgelegd.