Nederland ligt al enige tijd onder vuur bij de Europese Commissie over de financiering van de publieke omroep. De volgende ronde in dit langslepende conflict eindigde gisteren in het nadeel van de Nederlandse Staat en de NPO. Het Gerecht van Eerste Aanleg van het Europees Hof van Justitie bepaalde namelijk dat ad hoc betalingen die de Staat aan de NOS deed tussen 1994 en 2005 ongeoorloofde staatssteun vormden. De Staat moet nu € 76,327 miljoen (vermeerderd met rente) terugvorderen van de NPO, aldus het Gerecht. Deze zaak startte in 2002, toen de Europese Commissie klachten van Nederlandse commerciële zenders ontving over de bijdragen die de NOS van de Staat kreeg. De Commissie heeft vervolgens onderzoek gedaan en kwam in 2006 tot de conclusie dat ad hoc betalingen die de Staat deed aan de NOS onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt waren. Dit waren nieuwe betalingen, naast de jaarlijkse bijdragen aan de publieke omroep, die aangemeld hadden moeten worden bij de Commissie.
De Nederlandse Staat en de NOS gingen tegen deze beslissing in beroep, waarna de zaak bij het Gerecht terechtkwam. De Staat en de NOS eisten nietigverklaring van de beslissing van de Commissie en voerden onder meer aan dat de ad hoc betalingen ten onrechte als nieuwe steun zijn aangemerkt. Maar het Gerecht heeft alle argumenten van de Staat en de NOS van tafel geveegd en heeft de Commissie in het gelijk gesteld: dergelijke ad hoc betalingen zijn een vorm van ongeoorloofde staatssteun.
Volgens de NPO is de 76 miljoen al jaren geleden terugbetaald. De NPO overweegt in elk geval in hoger beroep te gaan. Mocht het zover komen, dan zal het nog wel een paar jaar duren voordat het Hof uitsluitsel geeft over deze zaak.