Vanaf 25 januari 2017 wordt de televisieserie “De Maatschap”, gemaakt door Dutch Mountain Film (DMF) en de VPRO, uitgezonden op NPO2. Volgens de makers is het een vierdelige dramaserie over de bekende Nederlandse advocatenfamilie Moszkowicz. Robert Moszkowicz, die in februari 2014 de autobiografie “De Straatvechter, mijn verhaal” uitbracht, beschuldigt DMF en de VPRO van plagiaat van zijn boek. In april, mei en juni 2016 heeft hij bij meerdere rechtbanken verzocht bewijsbeslag te leggen ten laste van de makers. Dit werd in eerste instantie verleend door de rechtbank Noord-Nederland, maar de vordering van Moszkowicz om vervolgens het bewijs ook daadwerkelijk in te zien werd afgewezen. Over beide gevallen schreven wij hier en hier.
Vertegenwoordigd door zijn zoon, Yehudi Moszkowicz, stapte Robert in december 2016 opnieuw naar de rechter. Dit keer eiste hij primair een uitzendverbod van de televisieserie en subsidiair een schadevergoeding van €20.000,-. Moszkowicz stelt hiertoe dat zijn boek deels fictie en deels autobiografisch is, en dat er een inbreuk is gemaakt op zijn auteursrecht. Er is sprake van overeenstemmende totaalindrukken en daarmee van een ongeoorloofde verveelvoudiging als bedoeld in artikel 13 Aw.
De VPRO en DMF weerspreken dat er sprake is van een inbreuk. De serie is op algemeen bekende feiten en op tal van fictieve elementen gebaseerd. Het boek is niet de basis voor de serie, dat blijkt mede uit het feit dat de eerste versies van het scenario al bekend waren voor het boek uitkwam.
De voorzieningenrechter wijst alle vorderingen van Moszkowicz af. In haar vonnis beantwoordt ze eerst de vraag in hoeverre materiaal uit het boek is overgenomen in de serie:
“Aannemelijk is dat veel van deze openbaar toegankelijke informatie in de serie is verwerkt, en dat niet, of slechts in beperkte mate, is geput uit het boek van [eiser] . Dit wordt ondersteund door het gegeven dat de eerste versies van het scenario al gereed waren vóór het boek De Straatvechter in februari 2014 uitkwam.”
Vervolgens gaat de rechter in op de vraag of er sprake is van een auteursrechtinbreuk. Het overnemen van ware gebeurtenissen levert geen auteursrechtinbreuk op, omdat feiten als zodanig niet auteursrechtelijk beschermd zijn. De subjectieve trekken van het boek, zoals de vorm, de verhaallijnen en de compositie, zouden nog wel beschermd kunnen zijn, maar in deze zaak is volgens de rechter geen inbreuk gemaakt op dergelijke beschermde trekken:
“Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de totaalindruk van de beschermde trekken van het boek wezenlijk anders dan de totaalindruk van de televisieserie. De compositie, de verhaallijn in het boek, de manier waarop het verhaal wordt verteld, het taalgebruik en de gekozen volgorde van de gebeurtenissen vertonen wezenlijke verschillen met verhaallijnen, het taalgebruik en de werkwijze in de televisieserie.” Omstandigheden die de rechter hierbij heeft meegewogen zijn onder andere dat het boek goed en de serie slecht afloopt, dat de rode draad in beide werken wezenlijk verschilt en dat de serie meerdere verhaallijnen kent in tegenstelling tot het boek. Van een auteursrechtinbreuk is dus geen sprake, waardoor de vorderingen niet toewijsbaar zijn.
Van belang is nog de laatste inhoudelijke overweging van de rechter: “Nu in dit geval voorshands wordt geoordeeld dat een auteursrechtinbreuk niet aan de orde is, is voor een uitzendverbod geen aanleiding. Mocht over het voorgaande in hoger beroep of in een bodemzaak al anders worden geoordeeld dan rechtvaardigt dit nog steeds geen toewijzing van een geheel of gedeeltelijk uitzendverbod. Voor een preventieve maatregel als een uitzendverbod weegt immers zelfs een dreigende auteursrechtinbreuk in het algemeen onvoldoende zwaar tegenover het recht op uitingsvrijheid. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan een belangenafweging in dit geval tot een ander oordeel zou moeten leiden zijn niet gesteld of gebleken.”
Dus ook bij een dreigende auteursrechtinbreuk zou er geen ruimte voor een uitzendverbod zijn.